Iets meer dan de helft - 54 procent - van de stekkerauto's was zakelijk eigendom. Particulieren zijn welbezig met een inhaalslag. Begin 2023 waren er 7,3 keer zoveel stekkerauto’s op naam van een particulier als begin 2019.
Begin 2021 had iets minder dan de helft (47,4%) van de bevolking van 18 jaar of ouder een auto. 1,4 procent hiervan was een stekkerauto. Zestig procent van de Nederlandse auto's stond op naam van een man - maar bij stekkerauto's was dit 77 procent.
Mensen van 40 tot 60 jaar hebben het vaakst een eigen auto. Ruim 55 procent van hen bezat een auto. Ook het bezit van een stekkerauto was het hoogst in deze leeftijdsgroep (1,9 procent van de autobezitters). Onder 60-plussers was het autobezit en het stekkerautobezit lager dan bij 40- tot 60-jarigen, 1,1 procent van de 60-plussers met een auto had een stekkerauto. Onder 40-minners was het autobezit het laagst (36,5 procent). Van de autobezitters jonger dan 40 jaar had 1,1 procent een stekkerauto.
De hoogte van het inkomen speelt ook een rol bij het bezit van een stekkerauto. Van de 25 procent huishoudens met de laagste inkomens had 41,7 procent een auto, en daarvan had 0,6 procent een stekkerauto. Van de 25 procent huishoudens met de hoogste inkomens had 85,1 procent een auto, daarvan had 3,5 procent een oplaadbare auto.
Hoogste stekkerautobezit in Rozendaal, laagste in Heerlen
Het percentage huishoudens met een stekkerauto was het hoogst in de gemeenten Rozendaal (5,8 procent), Laren (4,8 procent) en Blaricum (4,5 procent). In Heerlen woonden in verhouding de minste huishoudens met een stekkerauto, namelijk 0,7 procent. Daarna volgden Pekela en Brunssum met 0,8 procent.