Autoluwe binnenstad vraagt om lef van bestuurders
Een autoluwe binnenstad vraagt van bestuurders het lef om door te zetten. Tegelijkertijd vraagt het ook inzicht om tegengestelde belangen niet uit het oog te verliezen, stelt Menno van Dijk van VINU. “Als je de stad autoluwer wilt maken, zul je altijd weerstand ervaren. Leg de nadruk op de positieve gevolgen voor de betrokkenen en probeer zorgen weg te nemen.”
“Bij het realiseren van een pilot met een ‘knip’ in de Weesperstraat in Amsterdam tijdens een proef om ook daar het gebied autoluwer te maken, stuitten we op bezwaren van de hulp- en nooddiensten. Zij waren bang dat de hele stad vast zou lopen, waardoor ze hun aanrijtijden niet meer halen. Door dat gevoel af te pellen totdat we bij de kleine dingetjes kwamen, konden we veel zorgen wegnemen. Zo bleek dat de stad niet vast zou lopen. Ook hebben we een escalatiemodel toegepast. Mocht het verkeer tóch vastlopen, dan kunnen de hulpdiensten de knip altijd openzetten, als een soort escape. Zo hebben we samen gewerkt naar een situatie die ook voor hen haalbaar is.”
Amsterdam en Leiden willen de openbare ruimte beter benutten. Een trend, zo bespeurt Van Dijk: “Veel grote steden in het binnen- en buitenland willen minder auto’s in de stad. Ze willen meer ruimte creëren en de binnenstad weer leefbaar maken. Ze zien op dit moment doorgaand verkeer op plekken waar ze dat juist niet willen. Voer veranderingen door om de toestroom van verkeer te verminderen. Dan komt er ruimte vrij.”
Omgaan met Verschillende belangen
Complexe en soms tegenstrijdige belangen van stakeholders maken het noodzakelijk de dialoog te zoeken. Van Dijk: “Vanuit VINU coördineren we gesprekken om het draagvlak te verhogen. Daarnaast begeleiden we het onderzoek en de verkeerskundige planvorming. Als we bijvoorbeeld in gesprek gaan met bewoners hoor je allerlei argumenten om de situatie vooral zo te laten zoals hij nu is. ‘Ik ben volledig afhankelijk van mijn auto’ of ‘Ik moet straks een half uur omrijden’. We zien ook weerstand bij interne organisaties die bij veranderingen betrokken zijn. Signaleer dit tijdig en zet erop in om gesprekken van de grond te krijgen, want dit is essentieel om iedereen mee te krijgen.”
Het juiste participatietraject ingaan
Participatietrajecten zijn onmisbaar om betrokkenheid te creëren. “Let wel op met de ruimte die je tijdens het participatietraject geeft, want anders kan het vertragend werken. Schets de kaders waarin nog keuzes te maken zijn, om te voorkomen dat je te brede inspraak krijgt waarin verwachtingen niet waargemaakt kunnen worden. Geef liever geen inspraak over het besluit over een knip, maar laat de omgeving alleen meebeslissen over de details van de uitwerking.”
Effecten zichtbaar maken
De gemeente Amsterdam wilde voor de coronacrisis starten met de pilot ‘Knip Weesperstraat’, in de binnenstad, met als doel om inzicht te krijgen in de effecten. “Door de gezondheidscrisis is de timing van de pilot opgeschoven, maar de gemeente gaat wel door met de pilot. Zo maken we zichtbaar wat de effecten zijn van minder verkeer. Een gevolg kan zijn dat er geen vier maar twee banen voor auto’s nodig blijken. Dat heeft een positief effect op groen, fietser, voetganger en algemene beleving.”
Ook in Leiden is Van Dijk actief : “Daar zijn we momenteel bezig met een groot onderzoek voor de hele stad om te kijken of busroutes verlegd kunnen worden en of er knips kunnen worden aangebracht om een het centrum autoluwer te maken en meer ruimte te creëren voor langzaam verkeer en groen.”