Minder auto's en meer fietsen zorgen voor andere parkeerproblemen
Brookhuis
“De auto wordt uit de (binnen)stad geweerd met meer ruimte in het oude centrum, maar wat krijgen we daarvoor terug? Mensen van verre zijn toegewezen op transferia, voor buitenwijkbewoners propageert de overheid de fiets. Van oudsher fietst half Nederland natuurlijk al regelmatig en woon-werkverkeer per fiets wordt ruimschoots gestimuleerd in overleg met werkgevers. Maar boodschappen doen we nog altijd bij voorkeur met de auto, totdat de lokale overheid ook daar een (parkeer)stokje voor steekt. De massale toestroom van fietsen in de binnenstad leidt tot chaos. Hoe houden we huizen en winkels bereikbaar, voorkomen we dat ingangen en doorgangen niet dichtslibben en dat pleinen niet worden ontsierd door een woud van tweewielers. Lastig, want voor een snelle boodschap wil je kort dichtbij de winkel parkeren. Gratis en veilige fietsgarages op slimme plekken werken derhalve niet voor de haastige bezoeker. Die moet ontmoedigd worden om op specifieke plekken de fiets te parkeren. Met rode lopers voor de ingang van de winkel bijvoorbeeld (in Groningen) om de ruimte vrij te houden voor voetgangers, en met duidelijke fietsvakken voor kortparkeren. Om de ongezeglijke fietser op het rechte pad te houden, is regelmatige handhaving noodzakelijk. Het ondergrondse parkeerbalkon bij het hoofdstation van Groningen slibt compleet dicht als niet regelmatig fietsen worden verwijderd die langer dan twee weken blijven staan. Maar dat helpt dan ook echt.”
Otto van Boggelen
“Ik ben het met Brookhuis eens: nieuwe tijden, andere problemen, maar ik vind dat er toch veel overeenkomsten zijn tussen de problemen van enkele decennia geleden (binnensteden slibben dicht met geparkeerde auto’s) en van nu en de nabije toekomst (geparkeerde fietsen). Het autoparkeerprobleem van de jaren zeventig is het fietsparkeerprobleem van nu. We kunnen dan ook veel leren van successen en fouten bij de aanpak van het autoparkeren. Heel belangrijk is dat in de maatregelen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende doelgroepen: runshoppers, winkelend publiek, inwoners van stadscentra, werknemers van winkels. Daar gaat Brookhuis de fout in. Hij scheert alle fietsers over één kam en dan is het probleem niet op te lossen zonder negatieve gevolgen voor het fietsgebruik en daarmee leefbaarheid, bereikbaarheid en volksgezondheid. Een winkelmedewerker moet bereid zijn om iets verder te lopen naar zijn fietsparkeerplek dan iemand die even wat foto’s wil ophalen bij de Hema. Bij het autoparkeren hebben we geleerd onderscheid te maken, door allerlei differentiatie naar doelgroep: prijs, kwaliteit, belanghebbende parkeren, blauwe zones etc. Dat is les een. En les twee: zorg dat je als gemeente bij het fietsparkeren wel de regie in eigen hand krijgt én houdt.”