Niet autoloos, maar auto later
Uit publicaties in de media en onderzoeksrapporten blijkt dat jongvolwassenen in verschillende westerse landen minder gebruik maken van de auto. De vraag is in welke mate deze trend voor Nederland opgaat en hoe die is te verklaren. Nederlandse jongvolwassenen gebruiken de auto, net als in andere westerse landen, inderdaad minder vaak. Dit heeft onder meer te maken met de veranderende maatschappelijke positie van jongvolwassenen. Het aantal werkende jongvolwassenen is afgenomen, terwijl het aantal studenten – die minder autorijden dan werkende jongeren – juist is toegenomen. Tevens heeft de woonomgeving een effect op het automobiliteitsgedrag; door een toename van het aantal jongvolwassenen in de stedelijke gebieden, in combinatie met de groei van het aantal studenten in de steden, zien we onder jongvolwassenen een verschuiving optreden van de auto naar meer gebruik van de fiets en het (stedelijk) openbaar vervoer. Op basis van de onderzoeksresultaten ligt het niet voor de hand dat jongvolwassenen een wezenlijke andere houding ten opzichte van de auto hebben dan andere generaties. Een ruime meerderheid van de jongvolwassenen wil in de toekomst een auto bezitten. Als ze ouder worden, zich settelen en in een andere levensfase terecht komen, zullen ze naar verwachting een auto aanschaffen en gebruiken.
De resultaten zijn gebaseerd op analyses met data uit het Onderzoek Verplaatsingsgedrag (OVG 1995-2003) en het Mobiliteitsonderzoek Nederland (MON 2004-2009), literatuuronderzoek, een uitgebreide survey onder de Nederlandse bevolking, interviews met deskundigen en focusgroepgesprekken met jongvolwassenen.
U kunt via de site www.kimnet.nl de PDF downloaden.