Stationsstalling overvol dankzij trein-fietsreiziger
Het KiM schreef, in opdracht van het ministerie van IenW, het rapport ‘Waar zouden we zijn, zonder de fiets en de trein’. Het volledige onderzoeksrapport is nog niet gepubliceerd, maar vanwege het Nationaal Fietscongres op 21 juni is alvast een uitgebreide samenvatting beschikbaar.
Profiel
Vergeleken met treinreizigers die met een andere modaliteit naar het station reizen, zijn fiets-treinreizigers jonger, vaker universitair geschoold, en studeren of werken ze vaker. De groep groeit al langere tijd, maar er was nog geen specifieke aandacht voor.
Voorkeur voor grote stations
Deze groep kiest het liefst voor de grote stations met een goed spoor- en stallingsproduct, zelfs als een kleiner station dichterbij ligt. Daardoor vermijd de fietser een extra overstap en groei de stallingsdruk op de grote stations.
Als fiets-treinreizigers de keuze hebben uit meerdere stations, kiezen ze vaak voor hetzelfde vertrekstation. Om hen toch te verleiden voor een ander station, waar de fietsenstalling minder vol is, moet uit twee of meer gelijkwaardige stations gekozen kunnen worden. Dat betekent: gelijkwaardig in kwaliteit van het spoorproduct en stallingsproduct en op een acceptabele fietsafstand (tot 5 kilometer).
Latente vraag
Fietsen die op het station staan voor vervoer naar werk, opleiding of ontspanning, staan ongeveer vier keer langer in de stationsstalling geparkeerd dan fietsen die worden gebruik om naar huis te fietsen. In totaal zorgt dit voor 45 procent van de stallingsdruk.
Het KiM verwacht dat er een latente vraag is naar fietsen van de treinreis naar werk, opleiding of ontspanning, waardoor de stallingsdruk nog verder kan groeien. Volgens het kennisinstituut zijn deelfietsen een aantrekkelijke oplossing, om dit te voorkomen.