Vraag en Antwoord: Herbert Korbee
Vraag: Dochter heeft ongeval gehad met de motor. Vader meent dat oorzaak ligt in de overgang van asfaltverharding in puinweg. Er stond op deze 60 km-weg weg geen waarschuwingsbord voor de overgang naar een puinweg. En bovendien geen waarschuwing voor een bocht 15 tot 20 meter verderop. Horen daar geen borden te staan? Is een gemeente niet verplicht om ongevallen te voorkomen en kan ik de gemeente hiervoor aansprakelijk stellen?
Antwoord: “Om de gemeente aansprakelijk te kunnen stellen kan gebruik worden gemaakt van artikel 6:174 van het Burgerlijk Wetboek. Op grond van dit wetsartikel kan de gemeente aansprakelijk zijn voor de schade die ontstaat doordat de weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, ofwel: gebrekkig is. Er moet wel een causaal verband zijn: het gebrek aan de weg moet de oorzaak zijn van de schade. Dan is vervolgens de vraag of de gemeente wist dat de weg gebrekkig is en onzorgvuldig heeft gehandeld door niets aan het gebrek te doen of op z’n minst te waarschuwen. Pas wanneer de gebrekkigheid van de weg, het causale verband en het nietsdoen van de gemeente vaststaan kan van (gedeeltelijke) vergoeding van schade door de gemeente sprake zijn. Voor een goed advies zouden meer details nodig zijn. Zonder die details wel het volgende advies:
Artikel 1 van de Wegenwet beschrijft wat voor soort wegen en paden tot de openbare weg kunnen behoren. Maar er staat niets in de wet over het type verharding. Een weg van puin is niet zonder meer een gebrekkige weg. Ook een overgang van de ene soort verharding naar een andere is niet per definitie een gebrek. Dat kan anders zijn wanneer door bijvoorbeeld werkzaamheden de weg tijdelijk niet uit asfalt maar uit puin bestaat, of wanneer de weg door de overgang naar een andere soort verharding niet meer geschikt is voor bepaalde typen verkeer. In dat geval is de wegbeheerder verplicht veiligheidsmaatregelen te nemen in de vorm van afzettingen en/of waarschuwingen. Dit argument is mogelijk te gebruiken richting de gemeente. Dan moet ook nog vaststaan dat de schade het directe gevolg is van het gebrek aan de weg. Deze bewijsplicht ligt bij de aanklager, bijvoorbeeld door getuigenverklaringen, foto’s en dergelijke.
Indien blijkt dat de weg ter plekke gebrekkig was en dat de schade rechtstreeks het gevolg is van die gebrekkigheid, kan de gemeente als verweer nog aanvoeren dat er sprake is van ‘eigen schuld’ (artikel 6:101 BW); het is immers niet ongebruikelijk dat op wegen verschillende soorten verhardingen worden toegepast en je mag van een weggebruiker, zeker wanneer die in het bezit is van een rijbewijs, verwachten dat hij oplet.
Overigens is de verzekering van slachtoffer wellicht eenvoudiger aan te spreken op vergoeding van schade. Het is dan aan de verzekeraar om de uitgekeerde schadevergoeding te verhalen op de gemeente.”
Vraag: dochter (18 jaar) rijdt zonder toestemming van vader (op wiens naam een scooterverzekering staat) op een voorrangsweg, maar tegen de rijrichting in. Vanuit een zijweg wordt zij aangereden door een lease-autobestuurder die haaientanden negeert, of niet heeft gestopt om te kijken naar de verwachte rijrichting. Politie verleende assistentie. Nu laat de leaseautoverzekering aan vader weten dat hij aansprakelijk is. Verzekering van vader dekt de schade niet omdat dochter niet in zijn verzekering valt. Dochter is opgenomen in ziekenhuis, maar zal geen blijvend letsel behouden.
Antwoord: “Typisch zo’n situatie waarin het belangrijk is om hoofd- en bijzaken te scheiden. Uit de summiere feiten maak ik op dat de hoofdzaak is dat leaserijder dochter aanrijdt terwijl hij voorrang had moeten verlenen. Dat maakt leaserijder aansprakelijk voor het ongeval omdat hij het ongeval heeft veroorzaakt tijdens het overtreden van een verkeersregel. Die verkeersregel heeft juist tot doel andere verkeersdeelnemers te beschermen. Dochter kan daarom leaserijder aansprakelijk stellen voor alle door haar geleden en nog te lijden schade, waaronder schade aan de scooter en ziekenhuiskosten.
De bijzaken zijn natuurlijk niet onbelangrijk. Dochter reed weliswaar op een voorrangsweg, maar kennelijk tegen de rijrichting in. Daardoor kan ze mede schuld hebben aan het ongeval. Of dat zo is, is sterk afhankelijk van alle omstandigheden van de gebeurtenis en die zijn nu eenmaal niet uit de vraag op te maken. Als komt vast te staan dat dochter mede schuld draagt, kan dat feit leiden tot een vermindering van de aansprakelijkheid van leaserijder, maar ook tot een aansprakelijkheid van dochter voor de schade van leaserijder. Medeschuld van dochter kan ten slotte ook nog effect hebben op de hoogte van een schadevergoeding.
Het komt vaak voor dat slachtoffers van een ongeval van het kastje naar de muur en terug worden gestuurd wanneer ze hun schade vergoed willen hebben. Vooral wanneer er motorvoertuigen in het geding zijn kan de schade fors oplopen. Het is dan ook niet voor niets dat er een verplichte WA-verzekering is voor bestuurders van gemotoriseerde voertuigen, de WAM (Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen). Als de aansprakelijkheid van de verzekerde vaststaat, moet de WAM-verzekeraar betalen. Daarmee wordt voorkomen dat slachtoffers van ongevallen met lege handen achter blijven wanneer ze betrokken raken bij een ongeval. Typisch voor de WAM is dat dochter behalve leaserijder ook rechtstreeks de WAM-verzekeraar kan aanspreken. Wanneer beiden niet thuis blijven geven, is het aan te raden een advocaat in de arm te nemen. Vaak is dat voldoende om een van hen in beweging te krijgen.
Samengevat concludeer ik uit uw beschrijving dat Leaserijder aansprakelijk is voor de door hem veroorzaakte schade en dus persoonlijk daarop is aan te spreken. Hij kan zich vervolgens tot zijn verzekeraar wenden, of - afhankelijk van zijn leasecontract - tot de leasemaatschappij of zijn werkgever. Voor dochter mag dat niet uitmaken.”
Dit artikel is verschenen in Verkeer in Beeld 5/2017