Blog: Gasgeven op de weg naar smart mobility
Een cruciale fase, niet alleen omdat het om hele complexe systemen gaat, maar ook omdat de meerwaarde voor onze mobiliteit en de economische voordelen pas echt duidelijk worden bij gebruik op grotere schaal. De complexiteit zit niet alleen op techniek, maar juist ook in het nieuwe samenspel van partijen die allemaal een onderdeel van het systeem leveren.
Vroeger was de wereld overzichtelijk: de overheid was verantwoordelijk voor de infrastructuur en het verkeersmanagement, de automotive sector leverde voertuigen en er was een markt voor ‘aftersales’ producten. ICT verbindt deze sectoren nu met elkaar.
De werelden van ‘automotive’ en ‘verkeersmanagement’ groeien naar elkaar toe door toenemende automatisering. Samen moeten ze een mobiliteitssysteem opleveren met allerlei nieuwe mogelijkheden. Dat blijkt lastig, omdat deze sectoren verschillende ontwikkel- en beslisculturen hebben. Daarbij zijn de drijfveren voor innovatie anders.
Levenscycli
Zo kan een routeadvies er heel anders uitzien vanuit economische randvoorwaarden dan vanuit leefbaarheidscriteria. En ook de levenscycli van de producten in het systeem verschilt: een wegkantsysteem zet je voor 30 jaar neer, een auto voor 10 jaar, een navigatiesysteem voor 3 jaar en een app op je smartphone gooi je misschien na 5 minuten al weg.
Dit maakt het complex, zeker als rollen en verantwoordelijkheden ook nog verschuiven, gedurende de ontwikkeling. Daarom is samenwerking nodig. Tussen overheden, bedrijven en kennisinstellingen én de bestuurder. De bestuurder krijgt meer invloed omdat hij steeds meer zelf bepaalt of hij nieuwe systemen gebruikt en wanneer hij op andere vervoersmiddelen overstapt. Ook is de mate waarin hij adviezen opvolgt en zijn rijgedrag aanpast, bepalend voor het succes van een applicatie.
De automobilist is vooralsnog serieuze stakeholder
Tegelijkertijd neemt de auto meer en meer autorijtaken over. De invloed van ‘de factor mens’ wordt daarmee juist weer kleiner, omdat reacties van het voertuig door software bepaald worden en niet door de automobilist. Maar zolang we nog niet in een wereld met alleen maar volledig automatische voertuigen leven, is de bestuurder een serieuze stakeholder in de implementatie van de ontwikkelingen. De gouden driehoek is een vierhoek geworden.
Kortom, opschaling van de nieuwe systemen is dus de volgende, grote stap naar verbetering van onze mobiliteit. In Nederland hebben we een aantal grote projecten en programma’s hiertoe opgestart. Denk aan het Beter Benutten Programma Talking Traffic, SmartWayZ in Brabant en de praktijkproeven in Amsterdam. En ook internationale samenwerking is opgezet in projecten zoals de C-ITS Corridor en InterCor.
Alle projecten dezelfde kant op
Toch zijn we er daarmee nog niet. Als we met al die projecten bij elkaar de vernieuwingen als een olievlek door Nederland (en daarbuiten) willen uitrollen, dan is het belangrijk dat al die projecten dezelfde kant op koersen. Dat we weten welke bouwsteen elk project moet opleveren. Dat gaat niet zomaar.
In Nederland hebben we ons gerealiseerd dat we óver de projecten heen met elkaar in gesprek moeten over randvoorwaarden, leerervaringen en te maken keuzes. En niet alleen praten, maar ook doen: die keuzes maken én richtlijnen en kaders ontwikkelen. Dit doen we onder andere aan de Landelijke Ronde Tafels voor Smart Mobility.
Vanuit projecten horen we dat overal dezelfde vraagstukken spelen: welke architectuurkeuzes moeten we maken, hoe gaan we om met datavraagstukken en met privacy? Hoe bescherm je het systeem tegen cybersecurity? Het gaat niet alleen over afspraken over techniek, maar ook over de inrichting van de nieuwe keten, over veranderende rollen en over welke afspraken we nodig hebben om tot goede oplossingen te komen, vanuit het perspectief van de weggebruiker.
Een gemeenschappelijk platform, een referentiepunt
In plaats van dat ieder zelf het wiel uitvindt, pakken we randvoorwaardelijke zaken samen op. Dat is veel efficiënter. Hiermee wordt bovendien gewerkt aan een gemeenschappelijk platform, een referentiepunt voor projecten en partijen. Op basis daarvan kunnen zij met nieuwe ontwikkelingen aan de slag gaan.
Andersom bieden de lopende projecten weer puzzelstukjes op voor het mobiliteitsbouwwerk dat we aan het bouwen en vernieuwen zijn. Voor bedrijven geeft dit houvast: zij weten in welke ontwikkelingen zij het beste kunnen investeren. Overheden kunnen effectiever uitvragen en ‘vendor locks’ voorkomen. Kennisinstellingen kunnen hierbij helpen omdat zij vaak verder kijken dan de ontwikkelingen van vandaag.
Samengevat: toekomstvastheid is voor iedereen belangrijk: aansluiten bij internationale ontwikkelingen en tegelijkertijd wel het gaspedaal ingedrukt houden voor Nederland.
Tot slot kom ik nog even terug op de vierde partij van de gouden vierhoek: de automobilist. Waarom wil ik dit allemaal als automobilist? Heel simpel: wanneer ik van Eindhoven naar Amsterdam rijdt, wil ik niet in elke regio een andere antenne op mijn dak hoeven te schroeven of dubbelop informatie krijgen via mijn schermen in de auto. En hoe meer applicaties ik kan gebruiken onderweg om veiliger, schoner of sneller door het verkeer te rijden, zonder te merken hoe de technologie eromheen werkt, hoe groter mijn comfort. Laat maar komen die vernieuwing”
