De wal keert het schip - en de auto
Zelfs op drift geraakte schepen komen op een bepaald moment tot stilstand. In het uiterste geval doordat de wal ze tegenhoudt: ‘De wal keert het schip’. Deze nautische uitdrukking gebruiken we om aan te geven dat bepaalde ontwikkelingen vanzelf op een keerpunt komen en stoppen. Ik gebruik de uitdrukking vaak als we het hebben over het opvangen van de groei van het autoverkeer.
‘Er komen steeds meer auto’s, dat geeft meer knelpunten, dat is een groot probleem en dat moeten we oplossen.’ We hebben met zijn allen de neiging om de groei van het autoverkeer als een niet te stuiten ontwikkeling te zien. Houd de coalitieprogramma’s maar in de gaten die in mei van dit jaar verschijnen. Je zult deze zin ongetwijfeld een tegenkomen: ‘Om de groei van het verkeer op te vangen gaan we de rondweg verbreden’. We zien de beschikbare openbare ruimte steeds schaarser worden. Daarbij zijn we ons ook steeds meer bewust van duurzaamheid, klimaat, gezondheid en welzijn. We zien dat dit niet samengaat met de groei van het autoverkeer. Twee jaar terug concludeerde de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur dat weguitbreidingen steeds minder rendement hebben en dat je voor verbetering van bereikbaarheid naar integrale oplossingen moet zoeken: niet auto, fiets, ov, Rijkswaterstaat en ProRail apart, maar dit beschouwen als één mobiliteitsnetwerk.
Eén mobiliteitsnetwerk
Eén mobiliteitsnetwerk houdt in dat je soms keuzes moet maken: de weg versmallen en een fietspad aanleggen betekent minder doorstroming voor het wegverkeer. Verkeerslichten zo afstellen dat fietsers twee keer groen krijgen, idem. Het Houtense Model - een rondweg met inprikkers - geeft een fantastisch centrumgebied, maar zorgt wel voor omrijden. De tegenstanders zeggen dan vaak: ‘Dan moet ál het verkeer omrijden, maakt veel meer kilometers en dat is slecht voor het milieu.’ Willen we eigenlijk niet dat ze in plaats van omrijden gaan fietsen of lopen? Dat is een collectief belang dat nogal eens botst met het individuele belang van vrijheid, gaan en staan waar je wilt en de auto pakken als het kan - en niet omdat dat per se moet.
De eerste kentering bij herinrichting
We zien langzaam een omslag in het denken. De herinrichting van de Coolsingel in Rotterdam is een mooi voorbeeld van een andere keuze. Hier is de ruimte voor de auto sterk verminderd en teruggegeven aan de fiets en de voetganger. Groningen: parkeren aan de rand van de stad en verder met de bus. Dat is fijn voor fietsers, wandelaars en het openbaar vervoer. Daarbij accepteren we het fictieve toekomstige knelpunt voor het autoverkeer. ‘Fictief knelpunt?’, hoor ik je denken. ‘De verkeersmodellen zeggen toch echt dat de verzadigingsgraad van die en die kruising boven de 1,2 (120% van de capaciteit, red.) uitkomt?’ Daar komt de wal in zicht die het schip gaat keren.
Verkeersmodellen ‘zeggen’ niks, dat zijn rekenmachines, die een bepaalde trend uit het verleden projecteren op de toekomst. Een selffulfilling prophecy. De knelpunten zullen blijven bestaan, maar zo erg als de modellen voorspellen, wordt het niet. Mensen kunnen namelijk, in tegenstelling tot auto’s in een verkeersmodel, zelf denken. Ze kunnen grofweg drie dingen doen in plaats van de knelpunten met de auto te belasten. Ze kunnen – als hun werk dat toelaat, maar dat geldt voor al het alternatieve reisgedrag – thuiswerken. Gaan ze toch op pad, dan kunnen ze de fiets pakken. En tot slot: zijn ze nou echt afhankelijk van de auto, dan kunnen ze ervoor kiezen om een andere route te nemen of op een ander tijdstip te reizen. Andersom werkt het – helaas – ook zo: als we een knelpunt oplossen zullen fietsers of spitsmijders zeggen: ‘Hé, ik kan weer doorrijden, dus ook ik stap weer lekker in de auto…’
Een bredere verkeerkundige blik
Wij moeten als verkeerskundigen echt vaker rekening houden met en inspelen op de psyche van de mens. Alleen denken vanuit knelpunten en hoe we die aan kunnen pakken, helpt niet. Zeker niet om de schaarse ruimte in de stad beter te benutten en de kwaliteit van de omgeving te verbeteren. Beter is dan bewust te kiezen voor ruimte voor de fiets, wandelaar en wellicht het belangrijkste: ruimte voor stedelijke kwaliteit. Een ander oud gezegde in verkeersland luidt: ‘Winkeliers zijn altijd twee keer tegen voetgangersgebieden: de eerste keer als je ze wil aanleggen en de tweede keer als je er weer verkeer op wil toelaten.’ We moeten dus niet bang zijn voor andere invalshoeken, niet bang zijn voor het omdenken in een breder belang dan alleen dat van het voorkomen of oplossen van knelpunten. Want het leed dat die knelpunten onderaan de streep oplevert, lijkt ook wel weer mee te vallen. Zoals onze XTNT-verkeerspsycholoog vaak zegt: “Die file vinden wij helemaal niet zo erg, anders zouden we er toch niet massaal elke dag in staan?”
De omslag in denken wordt altijd eerst zichtbaar op plaatsen waar de nood het hoogst is: de grote steden. En langzaam breidt dit denken zich uit naar de middelgrote en kleine steden. Durf te kiezen voor kwaliteit, durf te kiezen voor meer bereikbaarheid dan alleen de autobereikbaarheid. Die groei van het autoverkeer vangt zichzelf wel op. Laat de wal het schip maar rustig keren.