Adviesbureau Empaction over ‘de do’s van deelmobiliteit’
De binnenstedelijke verdichtingsopgave; grotere gemeenten hebben er een zware dobber aan. Want ruimte is daar een steeds schaarser wordend goed, de woningnood is er hoog en de overall mobiliteitsbehoefte van inwoners neemt toe. En in het verlengde daarvan groeit ook de vraag naar parkeerplaatsen. Deelmobiliteit kan onderdeel van de oplossing zijn, mits goed geregeld en uitgevoerd, zo is de visie van Empaction. In dit blog vertellen mobiliteitsadviseurs Paul van Loon en Roel Meijs over de in hun ogen absolute do’s bij de organisatie van hoogwaardige en betaalbare deelmobiliteit.
Empaction heeft een duidelijke stip op de horizon gezet. Sommige partijen zullen zeggen: ‘Wat lopen ze weer hard!', ‘Laat eerst de markt zijn werk doen’ of ‘Deelmobiliteit werkt in de praktijk toch nog niet?’ Ons antwoord: nú is het moment om te handelen. We staan aan de vooravond van een belangrijke binnenstedelijke mobiliteitstransitie. En er kan geen beleid worden gemaakt door alleen maar in de achteruitkijkspiegel te kijken. Willen we naar goede implementatie toe, dan zijn er zaken die aandacht behoeven. Van gemeenten, ontwikkelaars én mobiliteitsaanbieders. Over randvoorwaarden als parkeerregulering en gebruiksgemak is al veel geschreven. Maar ook op strategisch vlak zijn er kansen. Wij lichten een aantal belangrijke punten toe.
Gemeente: bepaal de spelregels
Een hoogwaardig en betaalbaar aanbod van deelmobiliteit komt er alleen als publieke en private partijen coöpereren. Enkel op die manier kun je qua ruimte en gebruik effectief in de mobiliteitsbehoefte voorzien. Helaas is marktwerking geen natuurlijke bondgenoot van samenwerking. Er zijn nog steeds aanbieders van deelmobiliteit die niet kunnen of willen investeren in een platform waarmee het totale aanbod voor de consument ontsloten wordt.
De oplossing zit vooral in overheden die de regie nemen en de spelregels bepalen. Dit door – met begrip voor de posities van de verschillende marktpartijen – één omgeving te creëren waarin het aanbod van deelmobiliteit samenkomt. Zie daarbij de lokale aanbieders niet over het hoofd. En richt je als gemeente ook op andere belangrijke potentiële partners, zoals de grotere werkgevers met pool- of dienstauto’s. Maak een duidelijk plan. Want slim implementeren lukt alleen met een helder toekomstbeeld, van waaruit je al terugredenerend de vereiste stappen kunt zetten.
Het is belangrijk dat de verschillende overheden (Rijk, provincies en gemeenten) een enigszins consistente boodschap naar marktpartijen uitdragen. Zo voorkom je dat gemeenten tegen elkaar worden uitgespeeld. Marktpartijen en gemeenten hebben elkaar in dezen nodig. Je kunt dus beter vrienden dan vijanden worden.
Werk samen en deel de (investerings)kosten
De ideale situatie in onze ogen? Laat ontwikkelaars de basisbehoefte aan deelmobiliteit op eigen terrein regelen, en zorg dat diverse aanbieders klaarstaan om het aanbod op piekmomenten aan te vullen. Wil een bewoner een auto huren, maar zijn ze op de eigen locatie allemaal op? Dan moet die persoon in dezelfde app kunnen zien dat er om de hoek nog een deelvoertuig beschikbaar is. Reserveren gaat met een druk op dezelfde knop. En de betaling van de rit is gewoon op de maandelijkse factuur terug te zien.
Implementatie en uitvoering kosten geld. Aan gemeenten de taak om over de geldstromen na te denken. Zorg dat diegenen die belang hebben bij goede deelmobiliteit ook meebetalen aan de oplossing. Een projectontwikkelaar die minder parkeerplaatsen hoeft te bouwen, bijvoorbeeld. Gebruik de afkoopregeling van parkeerplaatsen ook om aanloopverliezen van deelmobiliteit te financieren.
Maak deelmobiliteit onderdeel van woonformules
Willen ontwikkelaars vooral mensen aantrekken die geen eigen auto meebrengen, dan moet al in een vroeg stadium over het beperkte aantal parkeerplekken gecommuniceerd worden. De aanwezige deelmobiliteit kan dan als een integraal onderdeel van de woonformule worden gepositioneerd, zoals ook bij de lift van een flatgebouw het geval is. Iedere bewoner betaalt mee aan de beschikbaarheid ervan. Neem de aanwezigheid dus standaard op in de maandlasten of VvE-bijdrage. Omdat deze werkwijze vooral bewoners aantrekt die openstaan voor deze vorm van mobiliteit en weinig aan een eigen auto hechten, wordt de kans op gebruik van het aanbod vergroot en worden de gebruikskosten verlaagd.
Belangrijk is overigens wel dat de mobiliteitsdiensten al aanwezig zijn voordat de eerste bewoner het gebouw betreedt. Want het verhuismoment is een van de weinige life events waarop je opnieuw over je mobiliteit nadenkt. Is de dienst er dan nog niet, dan ben je als ontwikkelaar het momentum kwijt en bedenken bewoners een andere oplossing. Het kost geld om alles aan de voorkant klaar te hebben staan, maar het is wel belangrijk voor het slagen van het concept. De gemeente is wat dit betreft ook belanghebbende, dus bespreek samen wat er mogelijk is.
Verander de mindset door een structureel goed aanbod
Deelmobiliteit vereist een nieuwe manier van denken. In de praktijk zien we helaas nog te vaak dat oplossingen te losjes worden aangeboden, waardoor die nieuwe mindset zich niet ontvouwt. Een ontwikkelaar, bijvoorbeeld, die plichtmatig 1 deelauto bij 9 huurwoningen plaatst. Die auto wordt vervolgens na een jaar weer weggehaald, omdat het gebruik ervan nihil is. Logisch. Bewoners zoeken al gauw naar een andere oplossing als een deelauto regelmatig niet beschikbaar is al ze hem nodig hebben.
We bevinden ons momenteel op een kantelpunt waarop we moeten zorgen dat binnenstedelijk de eigen auto niet meer automatisch vervoersmiddel nummer één is. Dat meer inwoners zeggen: 'Ik hóéf geen eigen auto te hebben, want ook zonder kom ik overal.’ Diegenen die dagelijks autogebonden zijn, moeten er gewoon een kunnen hebben. Maar de káns op autogebonden zijn wil je zo klein mogelijk maken. Willen we de mindset van inwoners veranderen, dan moeten zij ervan op aan kunnen dat alle mogelijke vervoersmiddelen wanneer nodig ook echt beschikbaar zijn. En daarvoor moeten we nu stappen zetten die verder gaan dan we gewend zijn.