'Deelmobiliteit kan over paar jaar de standaard zijn'
Bij het verminderen van de CO2-uitstoot en leefbaarder maken van steden kan deelmobiliteit een belangrijke rol spelen. Hoewel deelmobiliteit steeds normaler wordt, verloopt de invoering lang niet overal even soepel en brengt het nieuwe uitdagingen met zich mee. Toch is er goede hoop dat deelmobiliteit over een aantal jaar de standaard zal zijn. Dit concluderen Daan van Rooij en Theodora Skordili van Cenex Nederland naar aanleiding van een driejarig internationaal onderzoek.
Door Manon van Ketwich
Het project SuSMo (Sustainable Shared Mobility) wordt gefinancierd door EIT Climate-KIC, een Europese kennisorganisatie die streeft naar een klimaatadaptieve samenleving. Partners uit verschillende landen deden onderzoek naar de invoering van deelmobiliteit in een aantal Europese steden: Stockholm, Bologna en Sofia. Dit driejarige traject leverde een aantal inzichten op die vertaald zijn naar richtlijnen en tools, die andere steden kunnen gebruiken voor een succesvolle implementatie van deelmobiliteit. “We richten ons specifiek op duurzame mobiliteit”, vertelt projectmanager Theodora Skordili. “Elektrisch vervoer en gewone fietsen dus.”
Voor de genoemde steden zijn zowel de succesvolle en minder succesvolle aspecten van praktijkvoorbeelden onder de loep genomen. Daarbij werd gefocust op vier samenhangende thema’s: beleid, de rol van de private sector, gedragsverandering bij lokale overheden en de impact van deelmobiliteit. Rond dit laatste thema ontwikkelde TU Delft een model waarmee een indicatie van de CO2-besparing berekend kan worden aan de hand van aantallen deelvoertuigen in een stad. “Dat is ook voor de toekomst waardevol, omdat je kunt bepalen welk effect de toepassing van deelmobiliteit gaat hebben”, weet Skordili.
Een van de aanbevelingen die Skordili en haar collega’s doen is om in een heel vroeg stadium de aanbieders van deelmobiliteit te betrekken bij het beleid. Dit vraagt onder meer om een verandering van werkwijze bij lokale overheden. “Die werken vaak nog vanuit oude waarden”, weet Daan van Rooij. “Deelmobiliteit is relatief nieuw. Ten opzichte van wat overheden gewend zijn (OV, auto’s, brommers en fietsen) brengt het een grotere diversiteit aan voertuigen met zich mee, welke ook nog eens op een andere manier worden gebruikt. Overheden zijn gewend marktpartijen (vaak) pas in een later stadium te betrekken. Echter, ontwikkelingen in deelmobiliteitsmarkt gaan snel en marktpartijen in deze sector zijn hier agile op ingericht. Een lokale overheid is er enorm bij gebaat wanneer ook zij snel kunnen inspringen op ontwikkelingen. Interactie met de markt in een vroeg stadium en op continuerende wijze is hierbij belangrijk. We adviseren dan ook om in elke gemeente een expert op deelmobiliteit te hebben.”
Van Rooij en Skordili hebben goede hoop dat deelmobiliteit over een aantal jaar veel meer is ingeburgerd. Er is echter nog wel veel werk te verzetten. De richtlijnen en tools die uit het onderzoek zijn gekomen, worden de komende tijd getoetst in andere steden. Ook Nederlandse gemeenten kunnen zich hiervoor aanmelden door contact op te nemen via de website van Cenex Nederland.
Op het online Verbindingsfestival dat op 30 september plaatsvindt vertellen Van Rooij en Skordili meer over de onderzoeksresultaten en de mogelijkheid om aan te sluiten bij SuSMo.
Meld je ook aan voor het Verbindingsfestival!