Nut integrale mobiliteitsvisie bediscussieerd tijdens Movinnio Congres

maandag 15 september 2014
timer 8 min
Onze wereld verandert. In 2020 woont naar verwachting zo'n 70 procent van de wereldbevolking in steden. Deze veranderende demografie en verschuiving in ruimtegebruik zijn niet alleen van invloed op de mobiliteitspatronen, maar ook op de ruimtelijke en economische ontwikkeling in zijn geheel. Al deze ontwikkelingen vragen om samenhang in visie, financiering en uitvoering. Dit en meer werd besproken en bediscussieerd tijdens het Movinnio Congres, 11 september in Bunnik. De overall conclusie: we kunnen er niet meer omheen dat anders nadenken over binnensteden, waar je over je eigen grenzen heenkijkt en gaat samenwerken, vrijwel onvermijdelijk is.

Maar hoe gaan bestuurders, beleidsmakers, adviseurs, verantwoordelijken voor bereikbaarheidsvraagstukken of andere stakeholders om met deze transitie? Waarom is een integrale mobiliteitsvisie zo belangrijk? En hoe ontwikkelt de overheid een bijpassende integrale mobiliteitsvisie die breed gedragen wordt en tegemoet komt aan de bestuurlijke opgaven én vraagstukken van alledag? En hoe neemt men binnen dat kader als verantwoordelijke voor bereikbaarheid, infrastructuur, parkeren, ov-of fietsbeleid vandaag al toekomst vaste beslissingen voor morgen? In het plenaire ochtendprogramma toetste dagvoorzitter Felix Wigman van BRO de verwachtingen van de dag: “Ik hoop een slag te kunnen maken in echt denken in integrale mobiliteit. Want niet alleen de techniek, maar ook de ruimtelijke en economische ontwikkeling zijn van belang.” Ook de onderwijssector was ruimschoots aanwezig op het congres: “We hopen met bruikbare handvatten voor onze HBO studenten Mobiliteit naar huis te gaan.”

 

Gastvrijheid als hoger doel

Wethouder Verkeer en Mobiliteit Filip van As van de gemeente Zwolle deed de aftrap met een kijkje in de Zwolse keuken. De Overijsselse hoofdstad grijpt bij alle beleidsbeslissingen die worden genomen terug naar een hoger doel: gastvrijheid. Vooral de goede bereikbaarheid en het optimaal benutten van de mobiliteitsmogelijkheden kenmerken de positieve effecten van deze visie. De wethouder geeft de deelnemers een aantal lessen mee om een dergelijke aanpak tot een succes te maken. “Zorg in de eerste plaats voor een gedegen voorbereiding, neem het niet te licht op”, aldus Van As. “Maar bedenk daarbij ook dat je niet alles in eigen hand hebt en moet durven loslaten. Daarnaast moeten je maatregelen blijvende waarde hebben en kwaliteit leveren; je hebt dus altijd geld nodig om te blijven investeren.” Van As onderstreept het belang van samenwerken en elkaar gelijkwaardig benaderen. “Zet met dit in gedachten een concrete stip op de horizon, bepaal je richting en sluit aan waar energie in zit.” De investeringen die de gemeente Zwolle (ook als Beter Benutten regio) heeft gedaan zijn fors, dus vraagt dagvoorzitter Wigman zich terecht af hoe je toetst of dit ook daadwerkelijk rendement oplevert. Van As: “De investeringen betalen zich niet alleen terug in toenemende bereikbaarheid en aantrekkelijkheid van je stad, maar ook in hoge waardering en tevredenheid van bewoners.”

 

‘It’s the economy, stupid’

Bas Govers, topadviseur strategie en beleid bij Goudappel Coffeng, zette vervolgens de economische kant van verkeer en ruimte in de schijnwerpers, waarbij hij pleit voor een revisie van het ABC-beleid. “Ondanks alle veranderingen zijn er ook constanten die houvast kunnen bieden. De relatie tussen economische groei en mobiliteitsgroei is er zo een: op elke plek wereldwijd blijkt er een lineair verband tussen gemiddelde inkomensgroei en mobiliteitsgroei. Ook al verbeteren de communicatiemiddelen; het leidt niet tot minder verplaatsingen. Feitelijk faciliteren ze de verdere schaalvergroting en specialisering die de basis vormen van economische groei. Voor de mobiliteit betekent het reizen over langere afstanden en daarmee sterke groei van het luchtverkeer en hogesnelheidsvervoer.” Andere constanten waar die volgens Govers als houvast kunnen dienen zijn de verstedelijking, het feit dat aantrekkelijkheid een economische factor is en verduurzaming tot hogere dichtheden leidt. Al deze ontwikkelingen dragen bij aan een afnemende rol van de auto. “We kunnen hier een aantal conclusies uit trekken voor wat betreft de relatie tussen ruimte, economie en mobiliteit in 2050 en hoe we ons daarop voor kunnen bereiden als het gaat om ruimtelijke investeringen. Het vertrekpunt daarbij dient de trek naar de steden te zijn en de internationale competitie tussen de stedelijke regio’s. Bereikbaarheid en aantrekkelijkheid vormen de kernwoorden. De mobiliteit groeit (want de economie groeit) maar wel anders: minder auto, meer luchtvaart en hogesnelheidsvervoer. De druk op de steden neemt verder toe en daarmee de mobiliteit in, van en naar de steden. Dit vraagt om een mobiliteitssysteem dat deze stromen kan verwerken. Een kwaliteitsslag in de openbare ruimte van de grote steden is nodig en een inzet op verdichting en multifunctionaliteit van het bestaande stedelijk gebied. Als het gaat om de rol van het Rijk is het van belang op twee hoofdlijnen te concentreren: internationaal perspectief voor stedelijke regio’s en focus op de ‘inverse vinex’: transformatie en intensivering van de steden.”

 

Algemene toekomstbeelden volstaan niet meer

Prof.dr. Henk Meurs, bijzonder hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen: “De huidige trends en ontwikkelingen zijn van grote invloed op het gemeentelijke beleid; er wordt ten onrechte gedacht dat de toekomst weer wordt zoals voor de crisis. De grootse veranderingen die op stapel staan, zoals klimaateffecten, globalisering en de digitale revolutie, nopen de overheid tot herbezinning van haar traditionele faciliterende rol richting een meer regisserende rol.” Een integrale mobiliteitsvisie nastreven betekent niet enkel naar een deelaspect kijken, maar naar de mobiliteit, infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen als geheel. De afstemming daartussen moet worden verbeterd, vindt Meurs. “Als je een stip op de horizon in 2030 zet, waar wil je dan zijn? En hoe houd je rekening met de ontwikkelingen?” Ga samenwerken, luidt het devies. Dagvoorzitter Wigman stelt echter de terechte vraag of visie niet tot uitstellen leidt. Meurs geeft toe dat daar zijn zorg ook ligt, en dat hij daarom pleit voor een gezamenlijke toekomstvisie om voor houvast te zorgen. “Algemene toekomstbeelden volstaan niet meer.”

 

Link toekomst en praktijk

Na het plenaire ochtendprogramma viel de groep uiteen in workshopsessies, waarbij de link werd gelegd tussen toekomstvisie en de dagelijkse praktijk. Zo maakt de gemeente Den Haag in het kader van schoon en duurzaam vervoer altijd de afweging of een trend of ontwikkeling wenselijk is en of het een breder en hoger doel dient. Neem elektrische laadpalen: heeft het plaatsen ervan zin of is het een onnodige investering? Casper Stelling ging in op het belang van een integrale aanpak van parkeren in centrumgebieden en woonwijken. De belangrijkste boodschap? Parkeren is geen doel op zich, maar moet als onderdeel worden beschouwd tussen de reis van A naar B, hierbij alle soorten parkeervoorzieningen in ogenschouw nemend. Oftewel: parkeren als schakel in de keuze van de reiziger. Chris Verweijen en Kees Peters van Movares bespraken een integrale benadering van stationsomgevingen, waarbij het credo luidt: reizigers moeten zo moeiteloos mogelijk kunnen reizen, door barrières weg te nemen kan dit worden bereikt. Want: ‘je reist pas als het voordeel van ergens heen gaan groter is, dan de moeite om er te komen’. De heren kwamen met concrete tips voor het opzetten van een integraal mobiliteitssysteem: beschouw de vervoerkundige én stedebouwkundige potenties en wat dit kan betekenen voor de reiziger en gebruiker, pols de bereidheid bij potentiële stakeholders, bepaal dan het programma en pak van daaruit het ontwerp op, denkend vanuit de reiziger en de overige gebruikers. En neem de tijd! Paul Bloemen van Mobility-S ging in gesprek over de ontwikkelingen op Strijp-S. Ondanks dat het ontwikkelgebied bekend staat om de ‘out of the box’-aanpak, gaf Bloemen aan de stap te willen zetten naar écht innovatief denken. Om de ruimte beter te benutten en nieuwe technieken in te zetten. Joep Dickhaut van Movinnio en Robert Jan Roos van ARCADIS pleitten voor scenarioplanning voor integrale mobiliteit om in een open proces gezamenlijk tot een objectief toekomstbeeld te komen. Hierbij is het allereerst van belang je af te vragen of we het ‘mobiliteitsbuffet’ van vandaag goed genoeg kennen en of scenario’s de toekomst kunnen voorspellen. Syb Tjepkema en Tim Vredeveld van de gemeente Zwolle borduurden voort op het betoog van Filip van As, maar meer vanuit de praktijk benadert. Want de reiziger centraal stellen klinkt mooi, maar hoe doe je dat nu eigenlijk? Co-creatie lijkt de sleutel: door de samenwerking op te zoeken ontdek je wie de reiziger is en welke behoeften deze heeft. En ga niet alleen bouwen, maar schakel ook om naar het gebruik. 

 

Over de grenzen heen

De dagvoorzitter gaf tijdens de afsluiting zijn visie over de dag: “We zijn in staat geweest breder te kijken dan mobiliteit, waarbij vooral de economische kant, maar ook de ruimtelijke aspecten zijn belicht. Movinnio kan in het concretiseren van deze visie een belangrijke rol spelen, waarbij deze dag zeker iets in beweging heeft gezet.” Ter afsluiting toetst hij de reacties van de deelnemers in de zaal. Over het algemeen wordt de dag als zeer inspirerend beschouwd; er wordt steeds meer over de grenzen heen gekeken. Ook wordt er minder van onderaf gedacht in plaats van bovenaf. “Het anders nadenken over binnensteden is een interessante ontwikkeling”, concludeert een van de deelnemers.

 

Download hieronder de presentaties van de verschillende sprekers op het Movinnio Congres.

Dit artikel is tot stand gekomen in samenwerking met studenten Mobiliteit van Hogeschool Windesheim Flevoland.