MaaS-programma tijdens corona
Rond april zouden de eerste van zeven nationale MaaS-pilot-apps van start gaan. De intelligente lockdown leek echter niet het juiste moment om mensen te verleiden anders op reis te gaan. Toch heeft de ontwikkeling van het MaaS-programma niet stilgestaan. De alles-verbindende ‘datasleutel’, ‘TOMP-API’ is klaar voor implementatie. Het ecosysteemdenken is volwassener geworden, evenals het geloof in de mogelijkheden van gedragsverandering.
Een MaaS-updategesprek met Eric Mink, landelijk MaaS-programmamanager bij het ministerie van IenW. Hij somt de belangrijkste uitdagingen op het gebied van mobiliteit op dit moment op: “Zorgen dat vanuit data, uit onder andere MaaS-apps, mobiliteitstromen geoptimaliseerd worden was altijd al ons doel. Tot corona ging dat vooral over afvlakken van de piekspitsen. Nu gaat het ook over het thuiswerken als instrument en vasthouden van de file- en CO2-reductie.” Het zijn maatschappelijke doelen bij uitstek die op termijn met behulp van de MaaS-apps bereikt kunnen worden. Het typeert ook dat MaaS in Nederland wordt gezien als een middel en niet als doel. “Europees gezien is dit een vrij unieke visie”, weet Mink.
De programmamanager krijgt “steeds scherper” waar het verschil zit tussen een businesscase- en een valuecase-benadering. “De wetenschap definieert vier MaaS-levels: level 1 is een stand alone app met reisinformatie van één vervoersproduct. Level 2 biedt al geïntegreerde multimodale reisinformatie, level drie voegt er ‘boeken en betalen’ bij. Dat niveau legt de basis voor de valuecasebenadering van level 4: een MaaS-ecosysteem dat publiek-private sturing op publieke doelen mogelijk maakt. We willen uitzoeken of en hoe dat mogelijk is. Vandaar dat we met 7 regio’s verschillende nationale MaaS-apps hebben uitgevraagd waarin zoveel mogelijk vervoersaanbod beschikbaar moet zijn en per telefoon gepland, geboekt en betaald kan worden. De publieke doelen die centraal staan variëren per app. Van focus op betere bereikbaarheid en minder filedruk, ontsluiting van het platteland, alternatief vervoer voor WMO-ritten, het sturen op duurzaamheid tot bijvoorbeeld het verminderen van vervoersarmoede.
Een mijlpaal in de ontwikkeling van een landelijk MaaS-ecosysteem is de TOMP-API die staat voor Transport Operator to Mobility Provider. Deze standaardiseert de data-uitwisseling tussen vervoerders en MaaS- of mobiliteitsaanbieders. Daarmee kunnen ook kleine spelers eenvoudig onderdeel van het ecosysteem en apps worden.
De geanonimiseerde data vanuit de pilots dient als input voor een MaaS- leeromgeving bij TNO die moet helpen bij het beter begrijpen van reizigersgedrag en kansen om dit in te zetten voor beleidsdoelen en het optimaliseren van mobiliteitstromen.
De coronacrisis en lockdown op 13 maart hebben impact gehad op het startmoment van de MaaS-apps. Mink: ”Het fascineert me enorm dat we als gevolg van de lockdown zó snel ons gedrag hebben aangepast. Kijk naar het thuiswerken en het gebruik van videoconferencing. Ik deed nooit aan videobellen, nu heb ik acht vergaderapps. Deze zullen vast en zeker een plek krijgen in de business-to-business MaaS-apps. Ik kan me voorstellen dat de app je op basis van je agenda je het advies geeft om thuis te werken en digitaal te vergaderen.”
Wie nu mee wil doen aan de MaaS-apps kan dat, benadrukt Mink. “Je vermenigvuldigt als vervoerder of iets moderner als mobiliteitsaanbieder je klantenbestand. Maar voor je kunt vermenigvuldigen moet je je openstellen. Dat wordt mogelijk gemaakt met de TOMP-API. En om publieke doelen te behalen is het van belang dat overheden zicht hebben op de impact van MaaS. Delen om te vermenigvuldigen dus.”
Mink ziet naast de vergaderapps ook alternatieven voor vliegdiensten en adviezen voor wandelroutes ontstaan. Nog even en de ov- of mobiliteitskaart van de zaak of zelfs de lease-auto wordt een MaaS-app van de zaak. “Er zijn niet alleen apps voor de consument maar ook voor bedrijven ontwikkeld.” Tot slot zegt Mink: “De intelligentie in de apps wordt steeds slimmer. En dat is dan gelijk misschien wel de belangrijkste opdracht voor de kennis en leeromgeving: dat we als overheden begrijpen wat er in de apps gebeurt en zo de kansen benutten, maar ook privacy en security waarborgen.”
Utrecht: Met Gaiyo naar tenminste 3000 waardevolle gebruikers
Een kijkje in het land. In de gemeente Utrecht kan projectleider Mark Verbeet ‘niet wachten’ tot de MaaS-app Gaiyo publiekelijk wordt gelanceerd in september. “Dan kunnen we eindelijk gaan leren of en hoe MaaS werkt in de praktijk.” De coronaperiode gaf app-ontwikkelaar Innovactory de mogelijkheid voor doorontwikkeling waarin de app op kleine schaal nog eens extra werd getest, functioneel werd uitgebreid met het kopen van een NS-ticket en extra aanbod kreeg van deelmobiliteit. “Bovendien ziet de app er strakker uit,” zegt Verbeet. Vanaf de lancering wordt de app regelmatig geüpdatet en uitgebreid, vooral op basis van feedback van gebruikers. Op basis daarvan worden nieuwe functionaliteiten en meer vervoersaanbod toegevoegd. De opdracht voor deze MaaS-dienst is: zorg voor drieduizend waardevolle gebruikers in de kernen Leidsche Rijn, Vleuten en De Meern. Woongebieden waar de auto het dominante vervoermiddel is. Een waardevolle gebruiker is een inwoner van deze kernen die in drie maanden tijd minimaal zes keer een multimodale reis maakt met de Gaiyo-app. “Met name in Leidsche Rijn, Vleuten en De Meern, waar het ov-aanbod beperkt is, kunnen we in potentie de meeste maatschappelijk meerwaarde creëren”, zegt Verbeet. “Maar het is tegelijkertijd een enorme uitdaging”. Vanuit de overheidskant werkt de projectleider met name aan de randvoorwaarden die óók nodig zijn voor het succes van nationale MaaS-apps: voldoende aanbod aan deelvervoer in de openbare ruimte, de ontwikkeling van mobiliteitshubs en voorwaarden voor een MaaS-waardige gebiedsontwikkeling. “Uiteraard allemaal conform de spelregels van het MaaS-ecosysteem dat we aan het ontwikkelen zijn met de markt.”
Twente: WMO-vervoer op het netvlies krijgen
In Twente is Paul Veelenturf procesmanager voor de MaaS-pilot die na een kleinschalige start in sectorale mobiliteitsgroep WMO-vervoer wil opschalen naar werkgevers, naar Twente en tot slot naar heel Nederland. “WMO-vervoer staat nog niet zo op het netvlies van mobiliteitsspecialisten”, legt Veelenturf uit, en ook de WMO-pashouders en gebruikers van gecontracteerd vervoer zijn erg gewend aan hun vertrouwde vervoerswijzen. “Toch zou het voor WMO-pashouders van meerwaarde kunnen zijn om (soms) ook met het openbaar vervoer of met een deelconcept als het ANWB-‘Automaatje’ te kunnen reizen.” De integratie van WMO- en openbaar vervoer vraagt ook om het ‘ontschotten’ van budgetten binnen gemeenten. “Een uitdagend traject”, maar wel met een lonkend perspectief: winst op de WMO-uitgaven zou ten goede kunnen komen voor aantrekkelijker ov. Qarin Tranzer is de bouwer van de Twentse Qarin-app. Deze gaat nu van start met zo’n 50 tot 100 WMO-pashouders die al een website gebruiken om een reis te boeken. “We werken dus eerst met de meest ‘mobiele’ mensen uit deze groep. ”zegt Veelenturf, “om erachter te komen wat de echte vraag en wensen zijn van deze groep. Deze gebruikers moeten minstens zo goed bediend worden met de app en het liefst nog beter.” Daarna wordt de app toegankelijk gemaakt voor alle Twentse gebruikers van WMO-en contractvervoer. Hierna krijgt de app specifieke functies voor werkgevers die de app als mobiliteitskaart willen aanbieden aan hun medewerkers en tot slot wordt de app toegankelijk voor iedere Twentenaar of Nederlander. “Kenmerk van deze app is de integratie van het sociale en verkeersdomein”, vat Veelenturf samen. Het is een moeilijke stap. Het betreft een nieuwe groep van WMO-mobiliteitsaanbieders die ook hun data en vervoersgegevens via één datapunt vrij moeten geven. En voor de gebruikers betekent het een gedragsverandering. Om hen tegemoet te komen is het ov-product in de app voor de eerste groep tijdelijk gratis. Begin november verwachten we de eerste feedback, dat evalueren we en schalen dan op naar de overige 5500 WMO-reizigers en 7500 WMO-pashouders.”
Limburg: grensoverschrijdend is extra complex
Via Go, heet het MaaSplatform en de MaaSapp van Arriva, de Limburgse multimodale ov-concessiehouder die inschreef op het Limburgse MaaS-project en deze uitvraag ook won. Projectleider is Luc Meex, senior beleidsmedewerker bij de provincie Limburg. In deze app zijn de ov-diensten het uitgangspunt, de ruggengraat voor aanvullende MaaS-diensten, maar vooral voor deelname van Duitse en Belgische vervoerders. Zo lopen er gesprekken met de Belgische vervoersmaatschappij De Lijn. En zijn de bus en treindiensten in de regio Aken al bij de lancering in september direct operationeel, evenals een deelfietsaanbieder. In coronatijd hebben 40 mensen een thuistest gedaan om de functionaliteit van de app et testen en te verbeteren. Daarmee komt deze app iets later, maar wel verbeterd op de markt. Kernpunt van de app die zowel in heel Nederland als grensoverschrijdend kan worden gebruikt, is ook hier de TOMP API. Meex: ”Hoewel we geen autoriteit hebben om de datataal af te dwingen, willen we wel komen tot universeel grensoverschrijdend technisch taalgebruik en interoperabiliteit. Daarom heeft de minister vorig jaar de TOMP API aangeboden aan de Benelux-landen en aan de Duitse deelstaat Nordrhein Westfalen. De app is dus klaar, het gaat er nu om voldoende vraag te creëren. Daarvoor wordt door Arriva, de Provincie Limburg en uitvoeringsorganisatie Zuid-Limburg Bereikbaar de laatste hand gelegd aan een communicatiecampagne.
Verder lezen
Kijk hier voor meer informatie over het landelijke MaaS-programma.