Mechanisch parkeren: openbaar versus vast
Aard garages
Dit heeft volgens Frits Gobée van VDL Stokvis Parking Systems onder meer te maken met de aard van de garages: veel wisselende bezoekers en kortparkeerders bij drukbezochte locaties als winkelcentra en theaters. “Bij een mechanische garage is een duidelijke gebruikersinstructie noodzakelijk, omdat men zonder bemanning zelf de techniek moet activeren. Dit kost niet alleen veel tijd, ook het emotionele aspect speelt een rol.” Als men kan straatparkeren zal dat de voorkeur hebben boven het parkeren in een staaltje techniek waar je de auto aan over moet geven. “De auto wordt als een heilige koe beschouwd en dan is de drempel hoog om je auto over te geven aan een mechanisch systeem”, aldus Hans Goossens van Ballast Nedam Parking. Daarentegen stellen beide heren dat mechanisch parkeren bij vaste gebruikersgroepen juist heel goed werkt, zoals bij appartementencomplexen, kantoren en hotels.
Ruimtelijke inpassing
Maar hoe kan het dat in het buitenland openbaar mechanisch parkeren dan wel succesvol is toegepast? “Kort gezegd is dit tot nu toe nog niet nodig geweest in Nederland: conventionele bouw was ruimtelijk goed in te passen”, stelt Gobée. “Daar komt bij dat de omvang van een openbare garage veel groter is; 500 plaatsen heb je toch al snel nodig, terwijl een volautomaat in principe een maximale capaciteit heeft van 300 plaatsen.” Ter illustratie: in de Museumgarage in Amsterdam wordt bij een drukbezochte voorstelling in het theater de slagboom opengezet en worden de kaartjes uitgedeeld, omdat het anders te lang duurt. Dan is de slagboom al een belemmerend element. Een volautomaat met een liftingang heeft een capaciteit van zestig auto’s per uur, wat betekent dat je acht innamehuisjes nodig hebt als je vijfhonderd auto’s snel wilt parkeren. Vaak ontbreekt het aan de ruimte om dit te kunnen realiseren. “De capaciteit van een volautomaat heeft grenzen. Bij een parkeervraag van vierhonderd plaatsen is het raadzaam dit op te splitsen in twee garages van tweehonderd plaatsen om een snelle verwerkingscapaciteit te kunnen bieden”, licht Gobée toe. “Bovendien hangt het ook af van de bestemming. In een runshopping centre is mechanisch parkeren niet de beste oplossing, terwijl het bij een funshopping gebied weer heel goed kan werken omdat er een spreiding is in aankomende en vertrekkende bezoekers.”
Nichemarkt
“Mechanisch parkeren is een nichemarkt die zich in de afgelopen vijf jaar wel degelijk geprofessionaliseerd heeft”, aldus Gobée. “Kortgezegd kun je met een vol- of semiautomaat meer auto’s per vierkante meter kwijt, wat qua volume al snel neerkomt op een ruimtebesparing van 30 procent. Een traditionele garage moet ruimer worden ingericht omdat er in gereden en gelopen moet worden, terwijl bij mechanisch parkeren een veiligheidsmarge van 5 centimeter voldoende is. De meeste winst wordt gehaald uit het ontbreken van hellingbanen en verdiepingshoogte.”
Onderdeel van integrale plannen
De ervaring leert dat mechanisch parkeren ook steeds meer onderdeel uitmaakt van integrale plannen, zoals bij Borneohof, een nieuwbouwproject in de Indische buurt van Amsterdam. “Het Javaplein, dat in deze buurt is gesitueerd, moest autoluw worden. Mede daarom is hier een volautomatische parkeergarage gerealiseerd met 184 plaatsen, die deels door vergunninghouders in de buurt wordt gebruikt”, aldus Gobée. “Een opvallende uitkomst in deze is dat de investeringen op basis van de prijs per parkeerplaats lager waren dan wanneer was gekozen voor conventionele bouw en dat de exploitatiekosten ook lager uitvielen.” Toch zijn beide heren het erover eens dat Nederland nog een vrij conventioneel land is als het om parkeren draait. Daarom doen ze er alles aan een mentaliteitsverandering teweeg te brengen onder ontwikkelaars. Goossens: “Vooral in stedelijke gebieden met een hoge parkeerdruk liggen er mooie kansen als er wordt ingezet op mechanisch parkeren.”
Verbeterpunten
De toepassing van mechanische parkeersystemen is nog erg exclusief wat betreft de userinterface. Zowel Goossens als Gobée pleit dan ook voor een uniforme backbone en meer uniformiteit in de userinterface in de toekomst: standaardisatie zorgt ervoor dat klanten de mogelijkheid krijgen in serviceonderhoud over te stappen op een andere leverancier. “Dit is nog wel een beperking”, onderstreept Gobée. Ook is de beschikbaarheid van een systeem een zeer belangrijk aandachtspunt. Voldoet een leverancier aan de VDI normering van 98 procent beschikbaarheid, dan betekent dit dat er per etmaal nog steeds vier minuten (ver)storing mag zijn. Dit betekent overigens niet dat de gebruiker hier altijd last van heeft: circa 75 procent van de oorzaken kan op afstand worden verholpen. Heeft een volautomaat ook nog eens meerdere ingangen en weigert er een, dan levert dit niet veel problemen op voor de gebruiker. De beschikbaarheidsfactor is een belangrijk wegingsinstrument in het onderhoudscontract, het is dus van groot belang dat de normering van 98 procent wordt gehaald. “Variëteit aanbrengen in lifecycle- of primitieve contracten is eveneens belangrijk; de klant moet hierin zelf een keuze kunnen maken”, besluit Goossens.