Hoe kijken Paul van de Coevering (lector Urban Mobility Planning, BUas*) en Ineke Spapé (directeur SOAB adviseurs en emeritus lector Verkeer en Stedenbouw, BUas) aan tegen heden, verleden en toekomst van onze mobiliteit?
De strijd om de openbare ruimte
“Zo ben ik zelf ooit afgestudeerd op de people mover, het zelfrijdende innovatieve product voertuig dat nog ontwikkeld zou worden. Twintig jaar later is daar nog weinig vooruitgang te zien. Toch heb ik nog een sterk geloof in innovatie”, vertelt Van de Coevering. “Soms gaat het ook heel snel, zoals we bij deelmobiliteit gemerkt hebben.”
Of ontwikkelingen snel gaan heeft vaak te maken met het directe gebruiksgemak en de mogelijkheden om iets snel te realiseren. “We onderschatten de nodige gigantische systeemverandering. Greenwheels bestond vijfentwintig jaar geleden al, deelmobiliteit komt nu met deelscooters en dergelijke pas echt een beetje van de grond. Wel is het bij deelscooters de vraag welk probleem je nu precies aan het oplossen bent. Nieuwe vormen van mobiliteit genereren doorgaans juist meer mobiliteit, dat is niet per se goed of slecht, maar je lost niets op.” Sommige innovatie werkt overduidelijk wel. “Neem de mobiele telefoon, die overal is doorgedrongen en in een behoefte voorziet.”
Niet één oplossing
“Er is niet per definitie één oplossing voor onze huidige problematiek. Elektrische voertuigen, emissieoplossingen, ruimte anders gebruiken, mensen en hun gedrag beïnvloeden, het gaat om een constellatie van maatregelen. Neem deelscooters; in een aantal situaties hadden de aanbieders het marktpotentieel overschat, vooral in minder stedelijke gebieden. Als er in Loon op Zand één deelscootergebruiker is, dan is dat niet rendabel, ook al heeft die scooter wel een functie. Heeft dat dan een publieke waarde, moet de overheid dat stimuleren? Wie gaat straks precies wat betalen? Hetzelfde geldt voor deelautosystemen. De consument wil wel betalen, en dat moet ook, maar het aanbod moet betaalbaar zijn, anders werkt het ook niet.”
Strijd om de ruimte
Een trend die zowel Van de Coevering als Spapé waarnemen is de strijd om de openbare ruimte. “We zien dat de auto ruimte inneemt, maar ook dat dat niet meer past in een moderne stad. We hebben te maken met een woningbouwopgave, een verdichtingsopgave en wensen voor een hoge woonomgevingskwaliteit, dat maakt een transitie in mobiliteit niet alleen nodig, maar ook mogelijk, onder voorwaarden. We zien nu relatief compacte wijken die autovrij en autoluw worden, maar waar mensen nog één of twee auto’s hebben, waardoor aan de randen alles kapot geparkeerd wordt. Dat ‘wegplannen’ van auto’s is alleen acceptabel voor burgers of ondernemers, als er een duidelijke meerwaarde in de openbare ruimte voor terug komt: een parkje, een terrasje, een speelplek, meer fietsparkeerruimte of meer stoep. Het succes van verdichting en van de mobiliteitstransitie en leefomgevingskwaliteit hangen met elkaar samen, dat is wel echt een spannende.”
Een trend die daar op aansluit is de spanning tussen landelijk en stedelijk gebied. Van de Coevering: “In stedelijk gebied willen we meer lopen, meer fietsen, meer ov, meer vergroening. Maar in stedelijk gebied kún je ook lopen. In ruraal gebied ligt dat anders, daar is geen sprake van een ’15-minutenstad’, en daar zien we ook nog geen afname van de tweede of derde auto. De afstanden zijn daar te groot voor de fiets of de e-bike, terwijl mensen daar wel zonder ov zitten.”
Spapé: “We zien grotere verschillen tussen stad en land, tussen arm en rijk. Tussen mensen die wel of geen auto kunnen betalen, of gebruik kunnen maken van een fiets en deelmobiliteit. Die verschillen lijken steeds groter te worden. Voor jongeren geldt ook dat ze nu misschien tijdelijk geen auto hebben, omdat ze dat niet kunnen betalen of in de stad wonen, maar wonen en leven is daar óók duur, dus vertrekken jongeren en jonge gezinnen uit de stad. Die beweging voedt de files, dunt het openbaar vervoer uit en zo ontstaat ook vervoersarmoede.”
De stem van de ongehoorden
“Mensen hebben allemaal hun eigen patronen, problemen en potentie als het gaat om verplaatsen”, vertelt Spapé. “Mobiliteit hangt sterk samen met waar je woont, met je levensfase, je dagelijkse patronen en met je leeftijd. Niet elke groep wordt even goed gehoord. Neem kinderen, jongeren of senioren van hoge leeftijd, die horen en zien we weinig. Maar tegelijkertijd is dat wel een significant deel van onze samenleving, die moet je actief bevragen en in je plannen een serieuze plek geven. En dat doen we, onbewust, niet. En dus domineert de keuze voor de auto.”
Herhaling van zetten
“Het is tegenwoordig makkelijker om inzicht te krijgen in de effecten van mobiliteitsbeleid, toch is ons vakgebied nog niet zo resultaatgericht. Als we onze gezondheidszorg net zo zouden aanvliegen als ons mobiliteitsbeleid, dan stonden we er niet mooi op’, stelt Van de Coevering. “Interventies zouden makkelijker kunnen dankzij A.I. en datatoepassingen. We zouden meer moeten evalueren of wat we doen nu echt werkt.”
Spapé: “Veel gemeenten hebben wel zin in een AI-project, maar niet in een evaluatie, daar willen ze niet voor betalen. Dat terwijl AI gewoon data is, een nieuwe hype.”
“Een low-tech, simpele vervoerswijze heeft nog veel potentie, denk aan lopen, fietsen en de e-bike. Met wat kleine innovaties krijg je ook weer nieuwe doelgroepen aan de wandel of op de (e-)fiets, maar daar moet je wel in blijven investeren.”
Toekomstbeeld
Van de Coevering en Spapé zien een spannende, veranderende toekomst voor mobiliteit. Van de Coevering: “De opties die we nu hebben om dingen anders te doen zijn groter dan ooit. Sinds covid weten we dat we niet meer allemaal tegelijkertijd in de file hoeven te staan. Tegelijkertijd is het aantal files weer op niveau van voor 2019. Dat lijkt tegenstrijdig, maar zonder de acceptatie van thuiswerken was de problematiek nu nog veel groter geweest. Wel kunnen we meer doen, zoals het meer flexibiliseren van activiteitenpatronen.”
“Elektrificatie gaat autorijden goedkoper maken”, stelt Van de Coevering, “dat zien we in alle modellen. Daardoor kan automobiliteit toenemen, tenzij je ander beleid gaat toepassen, zoals betalen naar gebruik. Als we niks doen wordt autorijden goedkoper, niet duurder. Bovendien hebben elektrische auto’s nog steeds parkeerruimte nodig, dus lossen die het stedelijk ruimtebeslag niet op. Dat is het spannende aan de hele elektrificatie van het wagenpark.”
Spapé: “De voor onze auto’s verworven rechten die we menen te hebben matchen niet meer met het beoogde en gewenste ruimtegebruik. Ik geloof in multimodaliteit, maar daar is nog een wereld te winnen. Geloof in iets betekent niet dat iets in de maatschappij ook daadwerkelijk verandert. Als we willen inzetten op meer multimodaal vervoer zal de auto een minder vanzelfsprekende plek in de stad in moeten gaan nemen. “