De maatschappij verhardt. Het vertrouwen in elkaar en de overheid neemt af. Dit kan niet los worden gezien van de invloeden van social media, de individualisering, maar ook de groter wordende verschillen in de maatschappij op gebied van werk en inkomen. Het houdt Jos Wijnen en Bram Louwers van Accent adviseurs bezig. Als adviseurs mobiliteit merken ze deze effecten bij het maken van mobiliteitsbeleid. Ze pleiten er dan ook voor om bij het opstellen van beleid altijd de eindgebruiker in gedachten te houden.
Eindgebruiker moet centraal in mobiliteitsbeleid
De bijna onbegrensde mogelijkheden op het vlak van techniek en technologie stellen ons in staat om groot te dromen. Het is het eerste wat Jos Wijnen, specialist mobiliteitsmanagement bij Accent Adviseurs, noemt als hij wordt gevraagd naar de belangrijkste trends van dit moment. “Ik zie veel grote droombeelden, verre stippen op de horizon. Iedereen uit de auto en op de fiets of in het openbaar vervoer. De eindgebruikers moeten daar nog wel in mee en dat gaat nog lang niet altijd goed. Op zich is het positief dat er groot wordt gedacht. Maar we moeten uitkijken dat er niet alleen oplossingen voor de happy few worden bedacht.”
Mondige burger
Collega Bram Louwers, senior adviseur mobiliteit, sluit zich daar bij aan. “Ik zie vooral dat de burger steeds mondiger wordt. Dat is op zich niet verkeerd, maar we moet wel met elkaar het gesprek kunnen voeren. De verharding van de maatschappij ontstaat deels uit de grote verschillen die zijn ontstaan. Bij heel veel mensen gaat het heel goed, maar aan de andere kant sprak ik laatst iemand die geld moet lenen om de dierenartsrekening te kunnen betalen.” Wijnen betrekt dat met een voorbeeld op mobiliteit: “Pak eens een deelscooter. Eén ritje kost 11 euro. Wie kan dat betalen?”
Dat wil uiteraard niet zeggen dat Wijnen en Louwers tegen de mobiliteitstransitie zijn. “Het aantal inwoners van steden neemt toe”, stelt Louwers. “Maar het is niet voor iedereen gebruikelijk om te reizen met deelmobiliteit.” “Dat bedoel ik met het in gedachten houden van de gebruiker”, zegt Wijnen. “Voor een grote groep is deelmobiliteit niet te betalen. Maar in vele plannen en visies krijgt het een grote plaats bij het benoemen van oplossingen en maatregelen.”
Eerst het doel, dan de middelen
Gedrag is een belangrijke component in het realiseren van de mobiliteitstransitie. Het moet voor de gebruiker makkelijker worden om voor het duurzame alternatief te kiezen. En wanneer de overheid of werkgevers willen sturen op gedrag, moet vooral het doel duidelijk zijn, vindt Wijnen. “Waarom kies je voor een e-bike probeeractie? Niet per se omdat je wil dat je werknemers gaan fietsen. Maar omdat je gezonde werknemers wil en omdat je de CO²-uitstoot wil verminderen. Denk eerst na over het doel en daarna pas over de middelen. Grote gemeentes hebben prachtige mobiliteitsvisies opgesteld waarin staat waar ze in 2050 willen staan. Wij als professionals zijn het er helemaal mee eens. Maar geldt dat ook voor de inwoners van de wijken met arbeiderswoningen?”
De tweede trend in mobiliteitsland waar Accent adviseurs zich druk om maakt is de uitholling van het openbaar vervoer. Louwers: “We hebben allemaal de mond vol van de mobiliteitstransitie, maar als de verschraling van het openbaar vervoer de trend is, gaan we de verkeerde kant op. Willen we de mobiliteitstransitie realiseren en minder auto afhankelijk worden. Als we dat voor elkaar willen krijgen, dan moeten we ons realiseren dat het openbaarvervoersysteem geld kost.” Wijnen: “Je zult een alternatief moeten bieden voor de auto, een andere manier van reizen. Nu wordt nog te veel gefocust op de reis tussen stad en stad. Terwijl heel veel reizen beginnen in het landelijk gebied rondom de steden. Daar moet het alternatief ook beschikbaar zijn.”
Flexibele inrichting ov
De lege bussen buiten de spits kunnen deels voorkomen worden door een slimmer beleid, denkt Louwers. “In veel nieuwbouwwijken rijdt de eerste jaren nog geen bus, met als gevolg dat huishoudens een of twee auto’s voor de deur zetten.” Wijnen is ook voor een flexibeler inrichting van het openbaarvervoersysteem, maar ziet ook uitdagingen. “De concessies duren lang, het elektrificeren is heel duur en de budgetten van openbaar vervoer, taxi’s en bijvoorbeeld zorgvervoer zijn verkokerd. Echter, als we het niet oplossen, jagen we nog meer mensen de auto in. Dit terwijl een generatie klaarstaat met een mindset geschikt voor anders reizen”.
Louwers ziet ook veel kansen voor de fiets. “Met het verdichten van de stad bouwen we steeds vaker de hoogte in. Maar nog steeds moeten bewoners dan een donkere, vochtige berging in om hun fiets te pakken, terwijl de auto voor de deur staat. Zorg voor een goed verlichte fietsenstalling die makkelijk te bereiken is vanuit de voordeur van de woning. De auto mag dan best iets verder weg geparkeerd staan.”
Wijnen en Louwers vinden het belangrijk om bij de mobiliteitsuitdagingen vooral de jeugd een stem te geven. “Zij kijken er anders tegenaan”, vindt Louwers. “Dat inzicht is heel belangrijk en voor ons goed om te beluisteren, voordat ze ‘vervuild’ zijn met onze opvattingen.”