De deelfiets is niet meer weg te denken uit ons straatbeeld, toch is van een échte doorbraak nog geen sprake. Tour de Force en Natuurlijk!Deelmobiliteit onderzoeken het potentieel van een stadsbreed deelfietsnetwerk en wat er voor nodig is om zulke netwerken te realiseren. Uniek aan het onderzoek is de relatie die wordt gelegd tussen de deelfiets en ruimtebesparing in de stad.
Onderzoek naar potentieel stadsbreed deelfietsnetwerk
Het samenwerkingsprogramma Natuurlijk!Deelmobiliteit bestaat uit Rijk, provincies en zo’n dertig gemeenten die samen als doel hebben om deelmobiliteit te versnellen. “Voor dit onderzoek werken we samen met Tour de Force”, legt Mark Verbeet van Natuurlijk!Deelmobiliteit uit. “Zij hebben de expertise op het gebied van de fiets, we dachten dat het goed was om onze krachten te bundelen.” Een breed consortium werd gevraagd het onderzoek uit te voeren, Sven Huysmans van The New Drive is een van de leden van dit consortium. Huysmans: “In deze studie is het doel om het potentieel van een stadsbreed deelfietssysteem in kaart te brengen. Er wordt al snel gezegd dat dit niet nodig is, omdat ongeveer elke Nederlander een fiets heeft. Dat klopt en daar is geen speld tussen te krijgen. Tegelijkertijd kan je de vraag stellen of het houdbaar en logisch is om voor alle verplaatsingen die we in de stad willen doen de eigen fiets te blijven faciliteren, vooral met het oog op de grote woningbouwopgave die er is en de duizenden extra fietsen dit met zich meebrengt en wat dat betekent voor de benodigde stallingsruimte.”
Een breed netwerk van deelfietsen zorgt ervoor dat fietsen minder lang stilstaan en er dus minder stallingsruimte nodig is. En dat zou een enorme impact op de schaarse ruimte kunnen hebben, denken Verbeet en Huysmans. “In Antwerpen hebben we onderzocht dat wanneer we alle deelfietsverplaatsingen naar het station zouden willen doen met de eigen fiets, dat we twee keer zo grote stallingen nodig zouden hebben.”
Natuurlijk, er is al aanbod van deelfietsen, hoewel dat lang niet overal van de rond komt. De ov-fiets is een groot succes, maar kent z’n beperkingen omdat de fiets altijd op een vast punt ingeleverd moet worden én tijdens de verhuurperiode niet door iemand anders kan worden gebruikt, ook niet als de fiets langere tijd geparkeerd staat. Ook het aanbod en de stallingsruimte van de ov-fiets is beperkt. Verbeet: “We zien dat er, zeker vanuit de grotere steden, behoefte is aan deze studie. Ze zijn zich aan het heroriënteren op hoe ze meer regie kunnen voeren op deelmobiliteit en wat kan nog aanvullend zijn op de ov-fiets en de privéfiets in een stad die alsmaar autoluwer wordt.”
In het onderzoek wordt gekeken welk potentieel een deelfietsnetwerk, zoals dat in Antwerpen al bestaat, in Eindhoven zou kunnen hebben. Om dit goed in kaart te brengen, wordt een digital twin gebouwd door Argaleo. Hiermee is de mogelijke schaal waarop een systeem wordt ingevoerd aan te passen. “Houd je de geografische lijnen die we ooit hebben afgesproken aan, of kijk je wat er gebeurt als de die lijnen tientallen kilometers verderop legt?” De vraag is immers wat je precies verstaat onder stadsbreed. Houdt dat op bij de stadsgrens, of neem je de omliggende werklocaties en woonkernen mee?
Waar de deelfiets vaak wordt gezien als dé oplossing voor de last mile, richt een stadsbreed netwerk zich echt op dubbelgebruik van de deelfiets. Dus niet alleen als middel om op kantoor te komen, maar ook van thuis uit naar het station of naar de kroeg. In Antwerpen wordt een deelfiets soms wel meer dan twaalf keer per dag gebruikt. Verbeet: “Op die manier wordt deze deelfiets een echte concurrent voor bijvoorbeeld een Swapfiets of uiteindelijk ook voor de eigen stationsfiets. Als die aan vervanging toe is, zou je kunnen overwegen om alleen de deelfiets te gebruiken, net zoals nu mensen overstappen op een deelauto. Maar dat vraagt dus wel een fijnmazig netwerk en een betrouwbaar aanbod.”
De rol van de overheid bij het uitrollen van een breed deelfietsnetwerk is een heel belangrijke, denken Verbeet en Huysmans.
Want hoewel het best zou kunnen dat een commerciële aanbieder de fietsen verzorgt, wellicht zelfs in een concessie zoals nu bij het ov wordt gedaan, toch is ondersteuning van de overheid eigenlijk onmisbaar. “Naast fietsen en stallingen heb je een overheid nodig die dit stimuleert”, stelt Verbeet. “Denk aan campagnes, of probeertegoeden. Allemaal maatregelen die ervoor zorgen dat dit concept gaat vliegen.”
De eerste stap van het onderzoek dat deze zomer is gestart, is het bouwen van de digital twin en het analyseren van de reeds beschikbare data. Andere gemeenten die hiermee aan de slag willen, kunnen eenvoudig aanhaken. “Over het potentieel van een stadsbreed deelfietsnetwerk en de randvoorwaarden om dit potentieel aan te boren gaan we een rapport schrijven in oktober”, zegt Huysmans. De Vlaming is in elk geval overtuigd van de noodzaak van de brede deelfietsnetwerken. “Ik ben altijd heel erg onder de indruk van de fietsenstallingen die in Nederland worden gebouwd en ik ben ervan overtuigd dat jullie dat moeten blijven doen. Maar als ik die indrukwekkende woningbouwopgave zie dan denk ik dat je dat niet voor elke bijkomende verplaatsing moet blijven doen, want dat wordt onbetaalbaar. Het is hierbij geen of-keuze; als een deel van de huidige en toekomstige gebruikers met de deelfiets komt en een deel met de eigen fiets, is dit perfect te organiseren. Dus ja, ik denk dat we binnen tien jaar een aantal stedelijke deelfietssystemen gaan hebben in Nederland.”