Stikstof maakt meer kapot dan je lief is; de PAS uitspraak
Het PAS
Het Programma Aanpak Stikstof of kortweg PAS is één van de bekendste voorbeelden van de typisch Nederlandse ‘programmatische aanpak’. Het programma is gericht op behoud en herstel van natuurwaarden die gevoelig zijn voor stikstof in ruim 130 beschermde Natura 2000-gebieden in Nederland, die onderdeel uitmaken van een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Maar het programma is daarnaast ook gericht op het scheppen van ruimte voor nieuwe activiteiten die stikstof neerslag veroorzaken in Natura 2000-gebieden. Men noemt die ruimte depositieruimte of ontwikkelruimte. Het PAS heeft dus een dubbele doelstelling: het beschermen van Natura 2000-gebieden door stikstofreductie èn ontwikkelruimte bieden voor toekomstige activiteiten in de buurt van die gebieden. Die dubbele doelstelling is typerend voor de programmatische aanpak, waarbij herstelmaatregelen al bij voorbaat leiden tot ontwikkelingsruimte die kan worden gebruikt bij vergunningverlening.
Het PAS is opgesteld om te voldoen aan artikel 6 van de Europese Habitatrichtlijn. Dat artikel stelt alle Europese landen verplicht om maatregelen te nemen om de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden te behouden en te herstellen. Maar dat artikel eist ook dat voor elk plan of project dat ernstige gevolgen voor die gebieden kan hebben, een passende beoordeling gedaan wordt van die gevolgen vóórdat vergunning wordt afgegeven om het plan of project uit te voeren. In Nederland is voor elk Natura 2000-gebied slechts één keer zo’n passende beoordeling gedaan, namelijk toen het PAS in 2015 werd ingesteld. Toen is voor elk Natura 2000-gebied eenmalig de ontwikkelruimte vastgesteld. In de programmatische aanpak van het PAS hoeft bij een vergunning aanvraag niet steeds weer een passende beoordeling van elk plan of project gedaan te worden, maar kan volstaan worden met een check of het past binnen de ontwikkelruimte.
Raad van State
In mei 2017 vroeg de Raad van State aan het Europese Hof van Justitie of het PAS eigenlijk wel een goede uitwerking was van de eisen die de Habitat richtlijn stelt aan de bescherming van Natura 2000-gebieden. Zo niet, dan zouden vergunningen op grond van het PAS immers onterecht verleend zijn. Een rechter kan aan het Europese Hof van Justitie zogeheten prejudiciële vragen stellen in zaken waarin onduidelijkheid is over hoe Europese regelgeving moet worden toegepast. Het antwoord is bindend, de rechter moet rekening houden met de interpretatie van het Europese recht door het Europese Hof van Justitie.
Het Hof heeft er anderhalf jaar over nagedacht maar gaf toen een duidelijk antwoord: het PAS is niet de juiste manier om te voldoen aan de Habitat richtlijn. De pijn zit wat het Hof betreft in de passende beoordeling die aan het PAS ten grondslag ligt en waarin alle toekomstige voordelen van maatregelen al meegenomen zijn nog voordat ze bekend waren. Sommige maatregelen waren nog niet van kracht of waren zelfs nog niet vastgesteld, terwijl de verwachte effecten al wel als hard gegeven werden meegerekend. Het kabinet heeft zichzelf dus rijk gerekend bij het vaststellen van de ontwikkelruimte in het PAS.
De gevolgen die we nu kunnen overzien
De ‘elegantie’ van het PAS, namelijk één passende beoordeling vooraf en niet bij elke vergunningverlening apart, blijkt ook meteen het grootste nadeel te zijn. Alle vergunningen die op grond van het PAS zijn verleend, zijn ten onrechte verleend. Dat betekent overigens niet dat ze nu allemaal ongeldig zijn. Alleen de vergunningen waartegen men nog bij de rechter kan protesteren zitten in de gevarenzone, de rest is onherroepelijk en blijft geldig. Maar de gevolgen gaan nog verder: activiteiten die op grond van het PAS niet vergunningplichtig waren, zijn dat nu alsnog wel.
De Raad van State heeft sinds mei 2017 alle zaken die aan hem zijn voorgelegd over het PAS aangehouden. Er volgen de komende weken en maanden dus nog heel veel uitspraken over de rechtmatigheid van verleende vergunningen voor veehouderijen, bestemmingsplannen en nieuwe wegen.
Vooruitlopend op die uitspraken mag verwacht worden dat in geen enkele sector op korte termijn een vergunning verleend kan worden voor activiteiten die significante invloed kunnen hebben op een Natura 2000-gebied. Lelystad Airport, het circuit van Zandvoort, grote en kleine wegenprojecten: ze kunnen niet worden gerealiseerd zonder vergunning.
Het kabinet heeft zichzelf in een lastig pakket gebracht met het PAS. De ontwikkeling is immers niet de schuld van ’Europa’, zoals sommige politici nu beweren. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat liet zich ontvallen dat voor bijvoorbeeld de plannen rond de luchthaven van Lelystad ‘een list’ nodig is, waarop de oppositie natuurlijk meteen antwoordde dat het PAS zelf niet meer dan een list was om toch maar vooral door te kunnen bouwen.
De oplossing voor dit stikstofprobleem is het volgen van de eisen van de Habitat richtlijn, dus voor elk plan en project een passende beoordeling uitvoeren. Maar dat is een heel gedoe, zeker voor individuele boeren die hun bedrijf willen uitbreiden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft zeer recent de tweede kamer geïnformeerd over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State. De inventarisatie van de Minister is nog niet compleet, maar nu al is zeker dat er minstens 3300 projecten alsnog vergunningplichtig zijn, er 630 juridische procedures lopen tegen vergunningen gebaseerd op het PAS en dat tientallen bouwprojecten in de knel komen. De minister heeft een grote organisatie opgetuigd om de gevolgen aan te pakken.
Niet alleen het PAS
Het PAS is het bekendste voorbeeld van de programmatisch aanpak, maar zeker niet het enige. Nederland is berucht in Europa om het via plussen en minnen van toekomstige en onzekere ontwikkelingen uitvoering te geven aan Europese richtlijnen.
Zo hebben we al sinds 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit of NSL, dat twee doelen heeft die vergelijkbaar zijn met het PAS: verbeteren van de luchtkwaliteit èn creëren van ruimte voor het uitvoeren van maatschappelijk wenselijke ruimtelijke projecten. Volgens het kabinet kunnen projecten “doorgang vinden doordat het NSL laat zien dat – rekening houdend met de effecten van een project – de grenswaarden op de kortst mogelijke termijn worden gehaald.”. In andere woorden: overschrijding van luchtkwaliteitsnormen door een project is acceptabel omdat het NSL wordt geacht die overschrijding uiteindelijk aan te pakken. Die redenering doet het ergste vrezen na het oordeel van de Raad van State over het PAS.
Een ander en ouder voorbeeld van een programmatische aanpak is de uitvoering van de Kader Richtlijn Water (KRW) door Nederland. De KRW stelt sinds 2008 strenge eisen aan de waterkwaliteit in Europa en hanteert een ‘nee, tenzij’ benadering: verslechtering van de waterkwaliteit mag niet, ook niet wanneer door een andere activiteit juist verbetering wordt bereikt. Volgens het Hof van Justitie, dat in 2015 vragen kreeg van een Duitse rechter, mag een verslechtering van waterkwaliteit niet weggestreept worden tegen een (verwachte) verbetering. En dat is wat Nederland wel doet. In Nederland worden op basis van de Waterwet watervergunningen getoetst aan algemene waterplannen. Daarin zijn compenserende maatregelen opgenomen in verband met allerlei ingecalculeerde vervuilende handelingen. De uitvoering van de KRW is daarom vergelijkbaar met het NSL: de waterplannen zorgen voor een compensatie op voorhand van eventuele negatieve effecten van een activiteit.
Gevolgen voor de Omgevingswet
Het kabinet was zo tevreden over de programmatische aanpak, dat die een algemene basis heeft gekregen in de Omgevingswet, die in 2021 gaat gelden voor alle activiteiten in de fysieke leefomgeving. Artikel 3.16, lid 1 van de Omgevingswet bepaalt: “In een programma wordt aangegeven welke ruimte er, gelet op de omgevingswaarde of de andere doelstelling, in een daarbij aangegeven gebied en periode beschikbaar is voor activiteiten”. Daarmee wordt de deur opengezet om beoordelingsregels voor vergunningen geheel of gedeeltelijk buiten toepassing te laten. Dus niet alleen voor lucht- en waterkwaliteit, maar op elk gebied waar onze gezondheid en veiligheid in het geding is, is het straks wettelijk mogelijk om tegenvallers te salderen met mooie beloften. Ik ben heel benieuwd of het kabinet de programmatische aanpak in de Omgevingswet handhaaft, nu wel duidelijk is dat deze aanpak niet in lijn is met Europese richtlijnen.