In de toekomst zullen steden met toenemende drukte worden geconfronteerd. Het is echter mogelijk om leefbare, gezonde en goed bereikbare steden te creëren, dankzij het 15-minutenstad-concept. Dit concept zorgt ervoor dat alle dagelijkse basisbehoeften binnen een kwartier lopen of fietsen van je huis te vinden zijn. Carlos Moreno, een stedenbouwkundige en hoogleraar aan de Sorbonne-universiteit in Parijs, bedacht dit concept. Het is gebaseerd op het idee dat als alles op loop- en fietsafstand is, mensen minder lang en ver hoeven te reizen en daardoor minder snel geneigd zijn om de auto te pakken.
Een duurzame toekomst begint bij de 15-minutenstad
Het 15-minutenstad-concept is niet nieuw, want voor de opkomst van de auto speelde het leven zich al veel meer af in de buurt. In 2020 haalde de Parijse burgemeester Anne Hidalgo wereldnieuws met een campagne om de Franse hoofdstad 's werelds eerste 15-minutenstad te maken. Inmiddels proberen steeds meer steden dit concept toe te passen.
Hoe werkt het?
In de 15-minutenstad staat de mens centraal. Verplaatsingen zijn duurzaam, kort, veilig, gezond, schoon, ruimte-efficiënt en voor iedereen inclusief. Dit betekent dat voor iedereen voorzieningen dichtbij en toegankelijk zijn. Dit concept heeft zeven ontwerpprincipes: compacte en gemengde stad, leefbare stad, stappen/voetgangers, trappen/fietsers, openbaar vervoer, 'mobility as a service'/'deelmobiliteit' en de privé-auto.
Je kunt mobiliteit en ruimtelijke indeling niet los van elkaar zien. Enerzijds omdat nieuwe woningbouw nieuw verkeer genereert. Als je daarbij niet inzet op duurzame verplaatsingen, loopt het mobiliteitssysteem vast en gaat er een streep door de woningbouwplannen. Anderzijds moet je mobiliteit en ruimte samen bekijken uit maatschappelijk oogpunt. Dagelijkse voorzieningen op loop- en fietsafstand van huis zijn essentieel, zodat iedereen mee kan doen in onze maatschappij. Ook de mensen die om financiële of gezondheidsredenen geen toegang hebben tot auto of openbaar vervoer.
Toepassing van de ontwerpprincipes
De ontwerpprincipes zijn toegepast op twee plekken: het nieuwe stadsdeel Almere Pampus en de transformatielocatie Zwolle Meeuwenlaan. Er is daarbij een verschil tussen een nieuw ontwikkelingsgebied en een transformatielocatie. In een nieuwe locatie kunnen de ontwerpprincipes goed worden toegepast, al weet je niet op voorhand wie er komen wonen en werken. In een transformatielocatie kun je omwonenden bij het ontwerp betrekken, maar bepaalt de bestaande context in hoeverre je de ontwerpprincipes kunt toepassen. De transformatielocatie Zwolle Meeuwenlaan was een bestaande buurt die vernieuwd moest worden. Hierbij is er rekening gehouden met de wensen van de bewoners en is er geprobeerd om de bestaande context zoveel mogelijk te behouden. De ontwerpprincipes zijn dus toegepast op een manier die past bij de specifieke context van de locatie.
In Almere Pampus was er meer vrijheid om de ontwerpprincipes toe te passen, omdat het om een geheel nieuw ontwikkelingsgebied gaat. Hier is bijvoorbeeld rekening gehouden met duurzaamheid en het creëren van een groene omgeving. De ontwerpprincipes zijn toegepast op een manier die past bij de visie van de ontwikkelaars en de gemeente.
Door de ontwerpprincipes toe te passen op verschillende locaties en contexten, kan er gekeken worden naar de bruikbaarheid en effectiviteit van deze principes. Hierdoor kunnen de ontwerpprincipes verder ontwikkeld en verbeterd worden, zodat ze in de toekomst nog beter kunnen worden toegepast op verschillende locaties en contexten.