Doetinchem zet stappen naar duurzame mobiliteit: uitdagingen en vooruitzichten

maandag 6 januari 2025

Foto: Shutterstock

De invoering van zero-emissiezones stond gepland voor 1 januari 2025. Het kabinet kijkt naar uitstel, maatschappelijke organisaties verzetten zich daartegen. Hoe dan ook zijn gemeenten bezig hun beleid te bepalen. Zo ook de gemeente Doetinchem, die nauw samenwerkt met andere gemeenten in de Achterhoek. We vroegen wethouder Rens Steintjes naar de plannen.

Wat zijn de belangrijkste maatregelen die uw gemeente heeft genomen om zero-emissiemobiliteit te bevorderen?
Het bevorderen van zero-emissie begint bij onszelf. Onze eigen organisatie heeft een aantal elektrische poolauto’s. Daarnaast kijken we ook naar mogelijkheden om het wagenpark bij de aan ons verbonden partijen (zoals de buitendienst) te verduurzamen en zero-emissie te maken.

Tegelijkertijd zetten we samen met de andere gemeenten in de Achterhoek in op duurzame mobiliteit: het zorgen voor een goede laadinfrastructuur, maar ook met behulp van een mobiliteitsmakelaar werkgevers en werknemers gericht informeren en actief stimuleren om duurzame mobiliteitskeuzes te maken. Op deze manier willen wij de CO2-uitstoot van woon-werkverkeer verminderen.

Welke uitdagingen en obstakels ervaart uw gemeente bij de implementatie van zero-emissiebeleid?
Aan de slag gaan met een zero-emissiezone is nu voornamelijk haalbaar voor grotere gemeenten. Doetinchem heeft deze concrete stap nog niet gezet. Wij kijken met belangstelling naar de eerste resultaten. Een andere drempel is de investering die ondernemers in Doetinchem en de omliggende regio moeten doen om het wagenpark om te vormen naar zero-emissie. Lange tijd is de beschikbaarheid van de benodigde – speciale – voertuigen een issue geweest. We zien wel dat het aanbod verder verbetert.

Welke toekomstige plannen en doelstellingen heeft uw gemeente om zero-emissiemobiliteit verder te stimuleren?
Voor de binnenstad van Doetinchem onderzoeken we hoe we de logistiek in de binnenstad kunnen verbeteren. Verduurzaming van mobiliteit is daar een belangrijk onderdeel van. De inzet van ruimere venstertijden voor zero-emissievoertuigen zou hierbij bevorderend kunnen werken.

Met de andere gemeenten in de Achterhoek streven we in 2030 naar een daling van de CO2-uitstoot van 60 procent (t.o.v. 1990) veroorzaakt door verkeer en vervoer in de Achterhoek.

GNMI-Netwerk

Bij het bepalen van beleid hoeft de gemeente het wiel niet altijd zelf opnieuw uit te vinden. “Het GNMI kan goed helpen bij praktische vragen die je hebt bij het opstellen van beleid, maar ook in de uitwerking”, stelt directeur Arthur ter Weeme van GNMI. “We hebben op dit moment bijvoorbeeld een discussie lopen over autoluwe binnenstad en de afstand tot parkeervoorzieningen. Wat is dan redelijk? Misschien verschilt het antwoord hier wel op per situatie. Zowel wat betreft de mogelijkheden van de mensen die er wonen, maar ook de beperkingen die een oude binnenstad met zich meebrengt. Of we gaan kijken bij de herinrichting van het stationsgebied zoals kort geleden in Amersfoort waarbij we tegelijk ook leren over een nieuw ecosysteem voor data-uitwisseling (DMI).”

Hulp uit onverwachte hoek

“Het is goed als beleidsadviseurs van gemeenten over dit soort zaken met elkaar kunnen discussiëren en van elkaar leren over hoe je dit goed kunt aanpakken”, vervolgt Ter Weeme. “Soms heb je iets aan een voorbeeld van een soortgelijke stad, maar soms kan ook een antwoord komen uit onverwachte hoek, een heel ander type gemeente aan de andere kant van het land die iets op een slimme manier heeft opgelost. En daarbij, het is nooit af. Dus iets wat nu werkt kan volgend jaar alweer aan verandering onderhevig zijn. Neem de telkens wisselende politieke krachten in de landelijke en lokale politiek. We zien dat de constante factor zit in de ambtelijke laag, die al jarenlang werkt aan de verduurzaming en een beter leefklimaat, en waar op dit moment de steden soms tegenover het landelijke beleid staan. Een goed voorbeeld zijn de zero-emissiezones. Maar ook de gemeenten die meer mogelijkheden willen voor handhaving van onveilig verkeersgedrag, de steden die hebben opgeroepen om iets te doen aan gevaarlijke situaties met fatbikes, allemaal discussies die we in het GNMI-Netwerk met elkaar bespreken. Zowel met de gemeenten onderling, maar minstens zo belangrijk, met de mensen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en Rijksdiensten als RDW en Rijkswaterstaat. Daar schakelen we veel mee en het helpt echt om van elkaar te horen waarom bepaalde oplossingen in de wetgeving niet mogelijk zijn, of waarom gemeenten graag bepaalde dingen anders willen. Natuurlijk ‘regelen’ we het niet even in zo’n netwerk, maar het continue in gesprek blijven, op vakinhoudelijk niveau is van grote meerwaarde. Daarnaast komen VNG en CROW geregeld in de vergaderingen en helpen ANWB, VVN, VeiligheidNL en SWOV ons met het agenderen van onderwerpen en verrijken zij de discussie met hun kennis. We zien nog veel meer mogelijkheden om het GNMI-Netwerk uit te breiden. Zo hebben we een juridisch loket voor vragen over verkeerswetgeving, hebben we tegenwoordig regelmatig presentaties over projecten die adviesbureaus voor gemeenten hebben gedaan (bijvoorbeeld het in kaart brengen van schoolfietsroutes) en hebben we een netwerk met lectoren en professoren die actief zijn in het mobiliteitsveld. Gemeenten kunnen allemaal meedoen, geheel vrijblijvend op proef en we kijken dan altijd samen met de beleidsadviseur welke mogelijkheden er zijn om echt mee te doen. Bijvoorbeeld tegen het instaptarief (recent gemeente Ede en de Regio Groningen-Assen met de inliggende gemeenten), of juist als lid (recent Vijfheerenlanden) omdat de wethouder mobiliteit ons wil helpen in het Dagelijks Bestuur. Het is echt leuk om te zien hoe het netwerk groeit en wat het brengt!”