Lelylijn ook welkom in Randstad

maandag 2 oktober 2023

80 procent van de inwoners van de Randstad ziet de komst van de Lelylijn positief in. Dat blijkt uit onderzoek van Decisio en Populytics.

De 11.000 Nederlanders konden via een online enquête voor even op de stoel van beleidsmakers zitten. Dat gebeurde via een methode die werd ontwikkeld door Populytics. Wetenschappelijk directeur Niek Mouter, tevens onderzoeker aan de TU Delft: “Op voorhand vroegen we ambtenaren welke dilemma’s en doelen zij zien. Vervolgens vroegen we inwoners online deel te nemen aan het onderzoek en daarop te reageren. Zo konden we de tekentafel verbinden met vele keukentafels.” 

Mouter stelt dat via een steekproef onder alle lagen van de samenleving 2000 á 3000 mensen werden verzameld en er vervolgens via een open raadpleging nog 8000 deelnemers bijkwamen. “De participatiebehoefte onder Nederlanders verschilt nogal, maar dit trekt andere mensen aan dan een bewonersavond. Dat maakt de populatie gevarieerd én representatief.” 

Onderzoek in drie delen

Het onderzoek werd in drie delen opgesplitst. In het eerste deel mochten deelnemers honderd punten verdelen over elf doelstellingen. Dat ging onder meer over aspecten als natuur, reistijd, economie en woningbouw. In deel twee konden mensen vijf keer een keuze maken tussen twee ontwerpvarianten, waarbij aantal haltes, frequentie, snelheid en de kosten per huishouden verschilden. In het derde deel gaven deelnemers aan wat zij als belangrijkste voor- en nadelen, kansen en zorgen zien van de Lelylijn.  

Waar Populytics de raadpleging vormgaf, adviseerde Decisio vooral op de inhoud. Adviseur Freek Lier: “Meestal denken onderzoekers er met een gesloten vraagstelling te komen, maar het perspectief is breder. Sommige geënquêteerden hadden duidelijke en verrassende ideeën over tracés of technieken. Anderen zien het als grote kans voor het Noorden of vrezen juist een braindrain.” Zijn collega Niels Hoefsloot noemt de veelzijdigheid interessant: “Het geeft een goed beeld van ideeën onder verschillende doelgroepen, vanuit verschillende belangen en landsdelen. De kansen en onzekerheden die aan de Lelylijn kleven, zien we in de onderzoeksresultaten goed terug.” 

Politieke voorkeur

Populytics-onderzoeker Martijn de Vries, die tevens promoveert aan de TU Delft, analyseerde de data. Hij noemt het interessant te zien dat de politieke voorkeur van mensen weinig verschil maakt met hoe zij over de Lelylijn denken. 

Eén van de belangrijkste uitkomsten dat mensen uit de Randstad en uit Noord-Nederland vergelijkbaar over de Lelylijn denken: 80 procent is vóór de komst van de spoorlijn. Mouter: “Natuurbescherming, een positieve milieu-impact en een snelle verbinding tussen Randstad en Noord-Nederland bleken de belangrijkste pijlers. Ook in de Randstad vinden burgers dat het Noorden de overheidsinvestering verdient als de Lelylijn aan een aantal voorwaarden voldoet. Dat Noorderlingen en Randstedelingen ongeveer hetzelfde over de Lelylijn denken kan beleidsmakers een gerust gevoel geven.” 

Hij ziet dat veel media in de beeldvorming tegenstellingen en stereotypes zoeken, die ook beleidsbepalers beïnvloeden. Zij vreesden voor verdeeldheid, die er niet bleek te zijn. “De aanname van vermeende tegenstellingen is onterecht, het is geen ‘wij versus zij’”, aldus Mouter. “De meeste burgers gunnen elkaar heus wel iets. Beleidsmakers vullen vaak in wat inwoners vinden, maar dat is in dit geval dus niet terecht.” 

Vijf tussenstations

In Lelylijndiscussies gaat het vaak over het aantal tussenstations en de frequentie. Moeten er zo min mogelijk stops gemaakt worden in verband met de snelheid, of juist zoveel mogelijk om meer stadskernen te laten meeprofiteren? Uit het onderzoek blijkt dat vijf tussenstations de grootste voorkeur heeft. Lier: “Toen we vroegen naar nadelen of zorgen die er leven, bleken mensen vooral bang dat er teveel óf juist te weinig stations komen. Naast grotere kernen als Emmeloord en Drachten willen mensen in de omgeving van Leek, Marum of Urk willen ook een station in de buurt.” De meerderheid van de mensen hecht minder waarde aan de treinfrequentie per uur.  

Ook de kostenpost is voor beleidsmakers een zorg, maar blijkt onder deelnemers van het burgerpanel een minder grote zorg. “Omgerekend gaat de Lelylijn Nederlandse inwoners 500 tot 850 euro aan belastinggeld kosten”, aldus Mouter. “Ze hebben ongeveer 30 euro over voor één minuut reistijdwinst, dus dat kan je uitrekenen hoeveel reistijdwinst een Lelylijn moet opleveren.” 

Zodra deelnemers ruimte voor ideeën konden doorgeven, werd ook de optie voor een snelle busverbindingen als alternatief meermaals opgeschreven. Of werd gezegd dat er helemaal geen Lelylijn moet komen: 17 procent is tegen. “Terwijl ik had verwacht dat mensen dure vervoersoplossingen eerder zouden afschieten, valt dat relatief mee. Dat is een belangrijk inzicht.” 

Vervolg 

Het onderzoeksrapport werd afgelopen mei aangeboden aan staatssecretaris Vivianne Heijnen. De demissionair staatssecteraris zei blij te zijn met deze raadpleging vooraf, omdat burgers doorgaans achteraf pas worden betrokken. Ook zei ze de uitkomsten mee te nemen in verdere uitwerking van de plannen rond de Lelylijn.  

Mouter ziet dat graag tegemoet. “Bij ons Pwe-onderzoek vragen we politici altijd twee brieven te schrijven aan de deelnemers: één over wat ze hebben geleerd, en een half jaar later één wat er mee is gedaan. De eerste is al verstuurd naar de deelnemers. Ondanks dat het kabinet nu demissionair is, verwacht ik dat IenW ook de tweede brief gaat versturen.” 

Nieuw instrument

Hoefsloot is in ieder geval enthousiast over de participatieve waarde-evaluatie. “Dit is een relatief nieuw instrument en brengt dingen in beeld die een Mkba-analyse niet in beeld brengt. Andersom brengt de Pwe ook niet álles in beeld. Ik denk dat beide methoden complementair goed werken.” 

Hij ziet de vraag naar het meetinstrument toenemen. “Je kunt het voor allerlei trajecten en projecten toepassen, zowel in de ontwerpfase als de beslisfase. Maar het schept wel verwachtingen bij burgers. Ze waarderen participatie, maar dan moeten beleidmakers er wel echt iets mee doen. Dat leidt uiteindelijk tot betere besluitvorming en ondersteunt politici bij het maken van keuzes.”