Parkeren en ruimte ordening; een lastige combinatie
Advocaat Marieke Dankbaar (Pot Jonker Advocaten) houdt tijdens het Parkeerbeheer Congres een keynote over de relatie tussen parkeren en ruimtelijke ordening. In de praktijk blijkt dit soms een lastige combinatie te zijn, zeker met het oog op gemeentelijke handhaving.
Sinds 2018 maakt parkeren verplicht onderdeel uit van bestemmingsplannen. In de plannen wordt dan vaak ‘dynamisch’ verwezen naar het door gemeenten opgestelde parkeerbeleid met de daarin vervatte parkeernormen. Over hoe die normen kunnen en mogen worden uitgelegd ontstaat steeds weer jurisprudentie. Andere mobiliteitsvormen zorgen er bijvoorbeeld voor dat de parkeernorm omlaag kan. Zolang er voldoende onderbouwing aanwezig is om bijvoorbeeld in te zetten op meer deelmobiliteit in een gebied of het gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren zal een rechter bouwplannen niet snel afschieten. “Maar wat als de aanbieder van deelmobiliteit failliet gaat”, vraagt Dankbaar zich hardop af. “hoe handhaaf je dan de opgelegde norm? En hoe zit als in het bestemmingsplan wordt verwezen naar het parkeerbeleid en de gemeente besluit in de loop van de tijd de parkeernorm uit het beleid te verlagen of te verhogen. Staan het bestemmingsplan en de daarop afgegeven vergunningen dan nog wel overeind? Naast de zich ontwikkelende jurisprudentie over de wijze waarop de normen worden uitgelegd, richt ik mij ook op deze nieuwe vormen van mobiliteit en de handhaafbaarheid ervan”, aldus Dankbaar.
Praktijkvoorbeeld
Dankbaar komt met een duidelijk praktijkvoorbeeld. “Het gaat om een project van Timpaan Vastgoed, die op een hoek in de gemeente Alkmaar appartementen wil bouwen op gronden die tot dusver in gebruik waren als parkeerterrein, maar welke sinds 2013 bestemd zijn als ‘Kantoor’. Omdat het project in strijd is met het bestemmingsplan, diende, alvorens een afwijkingsvergunning zou kunnen worden verleend, de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen af te geven. Dat weigerde de gemeenteraad, vanwege de stelling dat er in de betrokken omgeving al te weinig parkeerplaatsen zijn en door het bouwen van het appartementencomplex nog meer parkeerplaatsen zouden verdwijnen. Burgemeester en wethouders konden vervolgens bij gebreke van de benodigde verklaring van geen bedenkingen, niet anders dan de vergunning voor het project weigeren. Dat was overigens tot genoegen van omliggende bedrijven en omwonenden, die zich sterk hadden gemaakt voor voldoende parkeergelegenheid in de buurt.
Timpaan kwam in beroep en kreeg van de rechtbank gelijk: Burgemeester en wethouders dienden met inachtneming van de uitspraak opnieuw op de aanvraag te beslissen, omdat de als gevolg van het bouwplan, enkele toename van de parkeerbehoefte ten opzichte van het bestemde gebruik (Kantoor) diende te worden meegeteld en een eventueel bestaand tekort buiten beschouwing diende te worden gelaten. Het college, noch de raad lieten het daarbij zitten. Samen met de omliggende bedrijven en omwonenden, stelde men hoger beroep in. Ook Timpaan kwam overigens in (incidenteel) hoger beroep.
Wel of niet rekening houden met een bestaand parkeerplaatsentekort?
In hoger beroep betoogden appellanten (het college en de raad) dat de rechtbank ten onrechte alleen rekening had gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan en dat een eventueel bestaand tekort als regel buiten beschouwing dient te worden gelaten. Volgens appellanten is in een situatie als de onderhavige, waarbij de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen dient af te geven, een ander kader relevant: alleen aan een goede ruimtelijke ordening, waarbij een bestaand parkeerplaatsentekort en de effecten van de nieuwe ontwikkeling daarop relevant zijn, dient te worden getoetst.
De Afdeling bestuursrechtspraak schept in de uitspraak meteen rust: het gaat hier niet om één vraag, maar om twee van elkaar te onderscheiden vragen:
- Voorziet het project in voldoende parkeergelegenheid om in de parkeerbehoefte ervan te kunnen voorzien? En;
- Mag de gemeenteraad bij de beoordeling of hij een verklaring van geen bedenkingen wil afgeven een bestaand tekort aan parkeerplaatsen betrekken?
Op de eerste vraag wordt, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie, geoordeeld dat alleen rekening moet worden gehouden met de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het realiseren van het project. Dat geldt ook in het geval er sprake is van een afwijkingsbesluit, waarbij een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is vereist. Op de tweede vraag antwoordt de Afdeling dat de gemeenteraad bij de beoordeling of een verklaring van geen bedenkingen kan worden afgegeven, moet bezien of het project in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient de raad alle planologisch relevante omstandigheden te betrekken. Een bestaand tekort aan parkeerplaatsen kan er daar, anders dan de rechtbank oordeelde, wel degelijk één van zijn.”
Online congres
Marieke Dankbaar zal tijdens haar keynote putten uit meer jurisprudentie om de vaak complexe materie te duiden. Bekijk hier het volledige programma en meld je aan voor de online editie van het Parkeerbeheer Congres.