Begin dit jaar ging een tweet viraal van @hetisemma: “Mijn guilty pleasure is heel strak langs de bestuurderskant parkeren van dure auto’s die half op 2 vakken staan.” Er stond een foto bij van een klein rood autootje dat zo dicht naast een andere auto staat, dat je je er enkel met heel veel moeite en ingehouden buik tussen zou kunnen wurmen.
Column: Parkeernormen en -waarden
De tweet riep twee soorten reacties op. Mensen vonden het kleinzielig en jaloers en begonnen onmiddellijk te dreigen met deuken en krassen in de lak. Of mensen zaten zich schaamteloos te verkneukelen over dit onschuldige doch doeltreffende tegengif tegen het gevoel van machteloosheid dat parkeerhufters kunnen veroorzaken.
Het zette me aan het denken. Want er wordt veel gesproken over parkeernormen, maar hoe zit het met de -waarden? Wat zijn eigenlijk onze parkeerwaarden? Niet voordringen als er een plek vrijkomt? Een beetje strak achter elkaar parkeren om zo veel mogelijk auto’s de ruimte te geven? Niet te strak achter elkaar parkeren om elkaar een beetje de ruimte te geven om uit te
rijden? Niet laadpaalkleven, of met een benzineauto bij de laadpaal staan?
Parkeerwaarden zijn plaatsgebonden. Ik ben grootgebracht met: als je tijdens het inparkeren de bumper van een andere auto beschadigt, laat je een briefje achter. Maar daar denken ze in Parijs heel anders over. En in de drukke Amsterdamse wijk waar ik woonde, en waar parkeren op straat vaak centimeterwerk was, heb ik ook menig ‘kusje’ van een bumper uitgedeeld en geïncasseerd, zonder briefje achter de ruit.
In de Volkskrant stond een column van Italië-correspondent Rosa van Gool. Zij woont in Rome, dat 63 auto’s per 100 inwoners telt. Dit betekent eindeloos zoeken naar een parkeerplek en daardoor een gelaten acceptatie van het fenomeen dubbel parkeren. Wie even een espresso
gaat halen, zet de auto gewoon parallel aan een andere. Degene die is ingesloten laat weten dat hij eruit wil door de claxon in te drukken en niet meer los te laten. Ondanks de ingebakken opgewonden-standjes-heid van de Romein, voltrekt dit ritueel zich in relatieve ontspanning.
Ik probeer me voor te stellen hoe dit in Nederland zou gaan. waar veel mensen een overdreven groot belang hechten aan ‘voor de deur parkeren’. Wie kent niet die buurman die zenuwachtig wordt als hij niet recht voor het huis kan staan? En die, zodra zijn vaste plek weer vrijkomt, naar buiten rent om zijn auto te verplaatsen? (Opvallend is dat iedereen deze buurman kent, maar
niemand deze buurman is.)
Het doet denken aan de klassieke Seinfeld-scene waarin George de auto van zijn vader niet kan lenen omdat die de perfecte parkeerplek heeft bemachtigd. Dat lukt bijna nooit. Als hij daar eenmaal staat, gaat hij wekenlang niet met de auto weg.Kleinzieligheid en parkeren zijn kennelijk nauw met elkaar verbonden. Het minste wat je kunt doen is er een guilty pleasure uit slepen.