Onlangs heb ik weer eens een parkeerbalans mogen opstellen voor een herontwikkeling van een centrumgebied. Voor de nieuwbouw heb ik gebruik gemaakt van de parkeernormen die de gemeente enige jaren geleden heeft vastgesteld. De uitkomst van de balans is een hoeveelheid parkeerplaatsen. Tot zover niets bijzonders.
De schijnzekerheid van parkeernormen
In theorie zijn parkeernormen nuttig om een inschatting te maken van de parkeerbehoefte. Belangrijkste eis daarbij is dat de normen recht doen aan de (toekomstige) werkelijkheid. De praktijk lijkt echter weerbarstiger. Parkeernormen zijn regelmatig niet actueel. Of erger nog, ze zijn politiek bepaald. Waarbij de gedachte is dat een lage norm leidt tot minder auto’s en een hoge norm leidt tot meer autobezoek. Ten dele is dat wel waar. Als er geen parkeerplaatsen zijn, kunnen er ook geen auto’s (legaal) parkeren en met een grote hoeveelheid parkeerplaatsen kun je veel auto’s faciliteren. Maar wat als er geen goede reden is om naar de bestemming te komen? Of wat als een voorziening niet optimaal kan functioneren omdat een deel van de klanten er niet kan komen?
De gemaakte parkeerbalans heeft betrekking op een ontwikkeling die tot 2035 loopt. Een flinke poos dus, waarin veel kan gebeuren. Zo is betreffende gemeente bezig met het opstellen van nieuwe parkeernormen, waarvan ik weet dat die substantieel gaan afwijken van de huidige normen. De toekomstige waarheid op basis van die normen zal dus heel anders zij dan de toekomstige waarheid op basis van de huidige normen.
Conclusie: de uitkomst van een parkeerbalans is geen waarheid. Het is een instrument dat op basis van de kennis en visie van (als het meezit) vandaag bij ongewijzigd beleid een indicatie geeft van een toekomstige parkeerbehoefte. Tussen het moment van opstellen en ingebruikname van een functie, zal de behoefte zijn veranderd. Discussies over een paar plaatsen meer of minder is daarom vooral zonde van de tijd.