Reiziger houdt voorkeur voor individueel vervoer
Nu de ov-dienstregeling weer is opgeschaald, houden reizigers de voorkeur voor fiets op de middellange afstand en auto op de lange afstand. Dat concludeert mobiliteitsadviesbureau Goudappel Coffeng aan de hand van verkeerskundige modellen.
De basis voor het onderzoek is een verkeersmodel van een grote stedelijke regio. Met dit verkeersmodel is een aantal berekeningen uitgevoerd om de impact van de beperking in het openbaar vervoer zo goed mogelijk in beeld te brengen. Er is onderzocht wat de binnenstedelijke effecten zijn op het verkeer zodra de vervoersvraag van vlak voor de coronacrisis zou terugkeren, terwijl het openbaar vervoer slechts voor maximaal 40% van de belasting van voor de crisis gebruikt kan worden.
Van ov naar fiets
In de eerste plaats is dan vervanging van ov naar de fiets het gevolg. Zichtbaar is nu dat de middellange fietsritten, vanaf 2,5 tot 10 kilometer, met bijna 17 procent het meest zullen toenemen.
Dat leidt niet meteen tot meer fietsfiles. Op de locaties rondom de stations en op belangrijke toeleidende wegen is namelijk een blijvend lagere belasting van het fietsnet te verwachten. Dat komt voornamelijk door het wegblijven van ov-reizigers. die de fiets eerder gebruikten voor het voor- en natransport. Op deze locaties is sprake van een afname tussen de 20 en 40%.
De sterkste toenames ziet Goudappel Coffeng op fietsroutes die verschillende kernen met elkaar verbinden en de toeleidende wegen tot de winkel- en kantoorlocaties in binnensteden. In deze laatste gebieden zagen we echter eerder een initiële afname door de daling van het voor- en natransport zodat er ook ruimte ontstaat voor deze fietsverplaatsingen.
In de steden wordt het drukker voor de fiets, maar dit stijgt niet explosief. Wel moeten beleidsmakers kijken of de huidige ruimte voor de fiets voldoende is. De echte winst voor de fietsers zit op middellange afstanden (groeipercentages tot 30%), waar voor de crisis nog voldoende ruimte voor de fiets was.
Meer congestie buiten de stad
Vooral binnen de stad is er in mindere mate vervanging door het autoverkeer. Op de rijkswegen en stedelijke toegangswegen zien we de intensiteiten in de spitsperioden met gemiddeld 10 procent toenemen. De bestaande knelpunten voor de coronacrisis worden hiermee vergroot, maar alleen als de verkeersvraag van voor de coronacrisis terugkeert.
Vooruitkijken
Rogier Koopal: “Het nu uitgevoerde onderzoek is vooral een denkexercitie. We verwachten zeker op de korte termijn een blijvend lagere verkeersvraag door thuiswerk- en leervormen, en ook de verwachte recessie zal de vraag naar mobiliteit beïnvloeden. Ons onderzoek geeft aan dat het individueel vervoer aan kracht wint. Dat betekent mogelijk ook kansen voor deelmobiliteit en meer gebruik van P+R-faciliteiten aan de randen van de stad van waar verder de stad in gefietst kan worden.”