Rijk kan gemeenten sturen in parkeerbeleid
Dat concludeert het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in de verkenning ‘Sturen op parkeren’, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). Het KiM biedt daarin een overzicht van effectieve beleidsaangrijpingspunten en rollen voor het Rijk.
De parkeervraag is een afgeleid van de mobiliteitsvraag, die wordt bepaald door een groot aantal factoren zoals het aantal auto’s en het aantal autoverplaatsingen. In de periode 2005-2016 nam het totaal aantal autoverplaatsingen af met 1,6 procent. Het aantal personenauto’s groeide echter van 7,3 naar 8,3 miljoen.
Hierdoor nam ook de parkeervraag toe, want die auto’s staan meer dan 90 procent van de tijd stil. Als schakel tussen verplaatsing en verblijf vergt dat ongeveer 15 miljoen parkeerplekken.
Meewegen effect parkeerbeleid
Parkeren is gemeentelijk beleid dat is gebaseerd op plaatselijke afwegingen tussen bereikbaarheid (voldoende parkeerplaatsen dicht bij de eindbestemming) en leefbaarheid (weinig auto’s op straat). Bij de beleidsafweging spelen objectieve gegevens een beperktere rol dan bepaalde aannames over de effecten van parkeermaatregelen op het mobiliteitssysteem.
Rijk kan ondersteunen
Hoewel parkeren gemeentelijk beleid is, kan het Rijk ondersteunen bij het meewegen door gemeenten van de gevolgen van parkeerbeleid voor het mobiliteitssysteem. De publicatie ‘Sturen in parkeren’ beschrijft hoe het Rijk dat kan doen in verschillende rollen.
Door maatregelen die (juridisch) mogelijk moeten worden gemaakt (regulator), door de analyse van parkeergegevens te faciliteren (facilitator) en door misverstanden over effecten van parkeermaatregelen weg te nemen (communicator).