De zwakste schakel

maandag 21 maart 2016
timer 2 min
In een ideale wereld heb je nauwelijks een auto nodig. Je kunt tot een afstand van circa tien kilometer makkelijk lopen en (e-)fietsen en als je verder wilt, fiets je naar de bushalte of het treinstation. De boodschappen doe je in een fietstas of je laat het thuis bezorgen.
De voordelen voor de maatschappij van zo’n systeem zijn enorm. Geen files, geen dure grond nodig voor parkeerplaatsen, veel minder milieubelasting en veel minder verkeersslachtoffers. Mensen komen nog eens buiten als ze gaan fietsen (gezond) en ze doen de nodige sociale contacten op in het openbaar vervoer (gezellig). De paar keer dat je een auto nodig hebt, kun je deze buiten de stad laten staan omdat het OV of de leenfiets voor de ‘last mile’ zorgt.
 
Wat opvalt bij zo’n ideaal systeem is dat het bestaat uit ketens van verplaatsingen. Helaas is het zo dat de sterkte van een keten wordt bepaald door de zwakste schakel. Hoe meer schakels, hoe groter de kans dat er één faalt. Alleen dat idee al is voor veel mensen genoeg om te kiezen voor een keten met één schakel: de auto.
 
De auto is voor veel mensen nog steeds een symbool van vrijheid. Vrijheid om je te bewegen waar je wilt, om je af te sluiten van de boze buitenwereld. De vrijheid om zelf te bepalen wat je doet.
 
Het recht om die vrijheid uit te oefenen eist een enorme maatschappelijke tol, zoals ik hierboven al aangaf. Dat is veel minder bij een systeem waar fiets en OV dominant zijn, maar daar is de individuele vrijheid beperkt: het systeem geeft daar veel meer randvoorwaarden. Dienstregelingen, stiltecoupés, OV-chipkaarten. De nobele taak voor de beleidsmaker is om daar een optimum in te vinden.
 
Collega’s, troost je met de woorden van Kafka: ‘Dikwijls is het  beter geketend te zijn dan vrij.’

De zwakste schakel