Het komt vast goed
Het komt vast goed
Een gemeenteambtenaar legt, als hij bij de overheid gaat werken, een eed of gelofte af. Daarin beloof je dat je je werk zo goed mogelijk zult doen. En het werk van een ambtenaar is om het algemeen belang van de samenleving te dienen, dus dat moet ik zo goed mogelijk doen.
Een vastgoedproject moet ik dus beoordelen vanuit het perspectief van dat algemene belang. En gelukkig begrijpen de meeste ontwikkelaars dit ook. Of dat komt vanwege het idee dat het project anders door de gemeente wordt tegengehouden of omdat het komt vanwege de maatschappelijke betrokkenheid van de ontwikkelaar wil ik in het midden laten. Het resultaat telt immers.
Bij parkeren redeneren wij meestal vanuit dit algemene belang: de omgeving mag niet te veel last krijgen van parkeer- en verkeersbewegingen door de nieuwe ontwikkeling. Dus het project moet voldoende parkeerplaatsen hebben. Maar wat is voldoende? Lang leve de parkeernorm!
Maar het algemeen belang kan ook zijn dat er voldoende woningen of andere gebouwen zijn waarin voorzieningen voor de samenleving kunnen worden gehuisvest. Of dat de gezondheid van de bewoners verbetert, bijvoorbeeld omdat het autogebruik wordt ontmoedigd ten faveure van de fiets. Vervloekt zij de parkeernorm! Want soms maakt de norm een plan moeilijk haalbaar.
De vraag is nu: helpt een flexibeler norm om hier beter mee om te gaan? Ik denk namelijk van niet. De norm zelf is maar een instrument om de belangenafweging te kunnen uitleggen. Of, nog mooier, om de ontwikkelaar uit te dagen mee te denken over hoe zijn project kan bijdragen aan het algemeen belang. En bewaar de norm voor die enkele hit-and-run belegger die alleen maar stenen wil stapelen.
Je moet, juist als ambtenaar, weer even terug naar wat je ooit beloofd hebt: waar hebben we met z’n allen het meest aan? En dan komt het vast goed.