De loopstad voor iedereen
Door Derk van der Laan
In Nederlandse steden hebben lopers veel te maken met fietsers. Maar het grote succes van de fiets loopt tegen grenzen aan, constateren Marjolein de Lange en Fred Feddes in hun recente boek ‘Fietsstad Amsterdam’. In de laatste hoofdstukken komt steeds vaker het woord ‘voetganger’ voor. Wil de Nederlandse stad zich verder ontwikkelen naar een ‘next level’, dan is een nieuwe aanpak nodig. De toenemende drukte, beschrijven zij als een ‘sociale opgave om rekening te houden met jongeren, ouderen en met mensen zonder fietscultuur’. De stad van de toekomst is vooral ook een stad die de voeten de ruimte geeft.
Gereedschap voor lopen
Om het lopen goed in te bedden in het dagelijks leven van zoveel mogelijk mensen, is intussen gereedschap beschikbaar. Een paar voorbeelden.
Looproutenetwerken
Als eerste is in steden nodig dat looproutenetwerken worden gemaakt die alle belangrijke plekken verbinden en die voldoende fijnmazig zijn. Overheden kunnen zoveel mogelijk loopbare afstanden garanderen, inclusief veilige toegang tot wijken en gebouwen. Bij straatonderhoud heeft goed kunnen lopen prioriteit.
‘Design for all’
Voor zoveel mogelijk loopoppervlak kent elk bouw- of omgevingsplan het ‘Design for all’ als kwaliteitsmaat. Dat betekent dat straten en routes worden bekeken door het oog van het lopende kind van acht en door iemand van tachtig jaar. Wanneer beiden uit de voeten kunnen, is doorgaans de ruimte geschikt voor bijna iedereen. Ongeacht leeftijd, geslacht, status of gezondheidssituatie.
Buurtschouw
Gebruikers zelf kennen obstakels en weten vaak goede oplossingen. Een effectieve aanpak is de buurtschouw. Buurtgenoten spreken elkaar en gaan routes langs om verbetervoorstellen te doen. Ze maken foto’s, geven aan wat beter kan en hoe. Zij leggen ook positieve ervaringen vast, want niets motiveert meer dan applaus. Het verbeterpakket gaat naar buurtbeheerders of gebiedseigenaren. De groep ziet vervolgens toe op goede uitvoering en herhaalt de schouw elk jaar. Social media fungeren bij dit alles als smeerolie.
Richting inclusieve stad
“Lopen wordt vanzelfsprekend en een gemakkelijke keuze.” Dat moet het doel zijn, zegt voetgangersdeskundige Rob Methorst. Hij werkt aan een compleet systeem dat beleidsmakers ondersteunt, verleidt en stimuleert. Zijn analyse van voetgangersbeleid maakt deel uit van zijn promotieonderzoek aan de TU Delft. Hij licht een tipje van de sluier op: “Wie betere loopmogelijkheden nastreeft, gaat uit van behoeften van mensen, van hun mogelijkheden en van hun rollen. En brengt vervolgens de beperkingen in kaart die daarbij worden ondervonden”.
Duwtjes in de rug
Eigenlijk hebben negen miljoen Nederlanders, zo’n 50 procent, extra ‘duwtjes in de rug’ nodig op tot lopen te komen, constateert Methorst. Daaronder rekent hij onder meer alle kinderen en senioren. “Ruim 40 procent van onze bevolking heeft beperkingen die ertoe bijdragen dat zij kiezen voor alternatieven voor lopen of dat ze niet naar buiten gaan. Voor iets meer dan 10 procent geldt dat hun deelname aan het maatschappelijk leven momenteel ernstig wordt beperkt”.
Beter tellen graag
Methorst ziet dat lopers onvoldoende worden geteld. Daarom kun je beter uitgaan van mogelijkheden en beperkingen van mensen dan van huidige statistieken, vindt hij. “De verkeerswereld en het CBS gebruiken data van het OViN-onderzoek die uitgaan van standaard verplaatsingsmotieven”, legt hij uit. “Maar er zijn meer factoren dan alleen meters afleggen van herkomst A naar eindbestemming B. Zo verdient het verblijven in publieke ruimte, dat vaak samenhangt met lopen, volop aandacht”. Wat Methorst zoal mist in de statistieken: de hond uitlaten, lange wandelingen maken, slenterende buitenlandse bezoekers en toeristen. Maar ook: het spelen, wachten op iemand of op het openbaar vervoer, van de zon genieten, praatje maken, sporten. “En denk ook aan circuleren, zoals post en spullen rondbrengen. Ook de meters die bouwvakkers en andere werklieden maken worden niet gezien”.
Fietsstad ook voor lopers
Terug naar Feddes en De Lange. Zij zien een oplossingslijn in het weghalen van de rijdende en geparkeerde auto (de ‘olifant in de kamer’). Dat geeft ruimte voor voetgangers en fietsers. Daarnaast zien zij het belang van meer coalities tussen fietsers en andere weggebruikers: “Het is tijd voor een nieuwe, genereuze fietsmoraal, die rekening houdt met medefietsers, voetgangers en ook mensen in auto’s.”
Dit artikel verschijnt in Verkeer in Beeld 2, mei 2019.
Meer over voetgangers weten?
In Rotterdam is van 7 tot en met 10 oktober het Internationale Voetgangerscongres WALK21. Meer informatie vindt u www.walk21Rotterdam.nl