De uitdaging die parkeren heet
“We moeten minder kijken naar cijfers en meer naar mensen bij het ontwikkelen van nieuwe gebieden”, vindt Iris Ruysch, directeur bij The Future Mobility Network. Op dit moment wordt er nog vooral gekeken naar de hoeveelheid parkeerplaatsen die nodig is. “We moeten het niet hebben over parkeernormen, maar over de mobiliteitsbehoefte van mensen”, aldus Ruysch.
Bij het ontwikkelen van een (nieuw) stedelijk gebied kun je er niet omheen: waar en hoe gaan mensen parkeren? Om te bepalen hoeveel parkeergelegenheid er nodig is, leunen met name veel kleinere gemeenten nog op vaste richtlijnen per woningtype. Bijvoorbeeld: ‘Voor een appartement in het middensegment zijn er 1,5 parkeerplekken nodig’.
Het probleem met deze ‘oude’ manier van berekenen is dat er steeds meer ruimte verloren gaat aan parkeren. Dat is zonde, want hierdoor is er minder ruimte voor woningen, recreatie of werkplekken. Daarom is het belangrijk om op zoek te gaan naar manieren om de benodigde parkeergelegenheid verder te verlagen.
Gelukkig kijken veel projectontwikkelaars al een stuk verder dan alleen het type woningen in een gebied. Zo spelen ook de ligging op basis van openbaar vervoer en de fietsinfrastructuur een rol. Op basis hiervan wordt er al gekeken of de parkeernorm voor een gebied naar beneden geschroefd kan worden. Een stap vooruit, maar volgens Iris Ruysch zijn we er nog niet.
Betrek doelgroepen bij de ontwikkeling
Als het aan Ruysch ligt, kijken we bij het ontwikkelen van een nieuw gebied niet alleen naar het type woning en de omgeving, maar vooral naar de mensen die er gaan wonen. Zo zijn er in een gebied waar voornamelijk gezinnen wonen andere mobiliteitsoplossingen nodig dan in een gebied waar veel ouderen komen te wonen.
"Alleen het woningtype zegt niet zoveel over de doelgroep binnen een gebied. Zo heeft sociale huur verschillende doelgroepen, zoals jongeren, ouderen, alleenstaanden en zorgbehoevenden. Binnen één woningtype vind je dus meerdere doelgroepen met elk hun eigen behoeften. Daar wordt op dit moment nog niet naar gekeken, terwijl dit juist een wereld van verschil maakt in de behoefte aan mobiliteit binnen een nieuw te ontwikkelen gebied."
“We bouwen voor mensen en die moeten mobiel kunnen zijn”
"Bij het ontwikkelen van een gebied moeten we veel meer kijken naar welke behoeften de doelgroepen die er komen wonen hebben op het gebied van mobiliteit. Oftewel: hoe willen zij zich verplaatsen van en naar hun woning."
Verschillen in mobiliteitsbehoefte
"De mobiliteitsbehoeften verschillen van persoon tot persoon. De één is gewend om elke dag te fietsen, de ander vindt het spannend om ver te fietsen. Sommige doelgroepen zijn juist heel afhankelijk van hun auto. Dit zijn allemaal zaken om rekening mee te houden. In de beginfase van een project schat je deze behoeften in op basis van cijfers. In een latere fase, als je meer richting een ontwerp komt, is het belangrijk om ook daadwerkelijk in gesprek te gaan met omwonenden en potentiële bewoners."
"Hoewel we het nu vooral over parkeren hebben gehad, gaat het ontwerpen van mobiliteit binnen een nieuw gebied natuurlijk nog veel verder. Juist in een tijd waarin we de toename van auto’s binnen steden willen beperken, is het belangrijk om na te denken over fietsen en andere voertuigen."
Minder auto's in de stad
"Eén ding is zeker: er is steeds minder ruimte voor auto’s in de stad. In veel gebieden moeten er extra woningen komen. Als al deze nieuwe bewoners een auto hebben, slibt alles dicht. Dan is de stad überhaupt niet meer bereikbaar. Om de mobiliteit binnen steden toekomstbestendig te maken, is het dus belangrijk dat er minder auto’s komen."
Veel gemeenten vinden het spannend om ‘autopesten’ in te zetten. Volgens Ruysch moeten we de auto’s ook helemaal niet wegpesten uit de stad. In plaats daarvan moeten er goede alternatieven voor de auto komen, zoals deelauto’s, een betere fietsinfrastructuur of deelfietsen. "De meest duurzame vorm van mobiliteit, is helemaal niet reizen. Wanneer je meer behoeften van mensen op locatie organiseert, zullen ze automatisch veel minder reizen. Dit is vooral in binnensteden belangrijk."
Het goede voorbeeld geven
Om steden leefbaar en bereikbaar te houden, moeten we minder met de auto reizen en vaker voor een duurzaam alternatief kiezen. Omdat Ruysch dagelijks bezig is met dit soort mobiliteitsvraagstukken, wil ze zelf het goede voorbeeld geven.
Afgelopen september verhuisde ze van Rijswijk naar Den Haag. Hiermee is de afstand naar haar werk bijna verdubbeld: van 10 kilometer naar 18 kilometer. Toch pakt ze nog dagelijks de e-bike naar haar werk. Niet alleen omdat het een duurzamere optie is, maar het is ook meteen een manier om je hoofd te legen. In totaal fietste Ruysch sinds september bijna 3500 kilometer met de e-bike. Ter vergelijking: dat is ruim drie keer op en neer naar Parijs. Deze duurzamere keuze is goed voor een besparing van 392 kilogram aan CO2-uitstoot.
“Normaal is zeven kilometer ongeveer de grens om de fiets te pakken naar werk. Maar dankzij e-bikes is deze grens enorm uitgerekt. Het is mijn droom dat straks iedereen door steden reist op de fiets of e-bike.”