In de mobiliteitswereld buitelt men over elkaar heen als het gaat om het realiseren van een mobiliteitstransitie. Die is nodig, want het huidige autogebruik trekt een té grote wissel op onze leefomgeving. We moeten daarom anders gaan reizen dan we gewend zijn: bewuster, duurzamer, gezonder en bovenal minder met de eigen auto. Hoe organiseren we dat?
Mobiliteitstransitie in het landelijk gebied: gaat dat lukken?
Want om de auto te laten staan is het nodig dat er goede alternatieven zijn. Denk aan een aantrekkelijk en veilig fietsnetwerk waarmee je snel van A naar B komt, een deelauto voor de momenten dat je daar toch even op aangewezen bent. En vanzelfsprekend Openbaar Vervoer, waar je van op aan kunt, betaalbaar, bereikbaar en comfortabel, voor het geval dat de afstand wat groter of het Nederlandse weer wel erg nat is. Alternatieven voor de eigen auto, die in ons land voorhanden zijn. Maar helaas niet overal in dezelfde mate. In de grote steden is er volop keuze – hoewel ook dat natuurlijk altijd beter kan – maar hoe zit dat in het landelijk gebied?
We kennen ze allemaal: landelijke regio’s met verspreid liggende, veelal kleine kernen, wat verder van de grote stad, die vaak met elkaar gemeen hebben dat er maar weinig voorzieningen zijn. In zo’n omgeving zijn fietsafstanden al snel wat langer. Toch zijn ze vaak best goed fietsbaar, zeker met een e-bike. Maar feit blijft dat je met de auto toch sneller bent, met meer comfort… en ook als het regent droog! Dus wat doe je als bewoner van een landelijk gelegen kern als je de eigen auto niet wilt gebruiken en de fiets geen optie is? Kies je voor een deelauto? Dat zou in sommige gevallen goed kunnen werken, maar als we dat massaal doen, staan we met z’n allen toch weer – en nu met de deelauto – in de file. Dat is niet wat we met de mobiliteitstransitie beogen. De deelauto zal daarom altijd een bescheiden rol blijven spelen. Kan je iets met het Openbaar Vervoer? Je pakt simpelweg de bus op het dorpsplein en komt alsnog op de plek waar je naar toe wilt. Maar ook dit is lastiger dan op het eerste gezicht lijkt. Want in vele kernen is er die bus vaker niet, dan wel. Onze typisch Nederlandse manier van organiseren – met een zo groot mogelijke kosten-efficiëntie – heeft ervoor gezorgd dat het Openbaar Vervoernetwerk met name in de landelijke gebieden in de afgelopen jaren van alle franje is ontdaan en inmiddels tot het hoogst noodzakelijke is teruggebracht. Dorpen die beschikken over een enkele uursdienst tijdens werkuren mogen al van geluk spreken. Omdat dit steeds vaker leidt tot nagenoeg onbereikbare gebieden is als alternatief het vraagafhankelijke (flex-)vervoer ontwikkeld. Dat is echter vaak zo omslachtig en tijdrovend dat het geen serieuze optie is voor een verplaatsing die je meerdere keren per week wil afleggen. Uitgezonderd misschien een incidentele reis. Het bovenstaande opgeteld leidt tot de conclusie dat er in het landelijk gebied maar bar weinig aansprekende alternatieven beschikbaar zijn als de fiets geen mogelijkheid is. Dan blijft de eigen auto als enige werkbare optie over.
Wij, de adviseurs van Raadhuis Advies, werken samen met steden, regio’s én kleine gemeenten aan het realiseren van de mobiliteitstransitie. Ook in landelijke gebieden. Daar vangen we van bewoners nogal wisselende signalen op over hun mogelijkheden voor de mobiliteitstransitie: ‘We snappen de noodzaak, we zouden anders willen reizen, maar hoe dan? Op de fiets voel ik me niet veilig en een bus komt er bij ons niet’. Wat moet je daarop antwoorden? Want de vraag is gerechtvaardigd. Als de overheid aanstuurt op minder autogebruik, dan staat diezelfde overheid ook aan de lat om dat mogelijk te maken. En dat betekent nogal wat. Want om de transitiedoelen in het landelijk gebied écht geloofwaardig te maken moet er fors geïnvesteerd worden in een samenhangend systeem van fietsvoorzieningen, deelmobiliteit en openbaar vervoer met hubs die als praktisch ingerichte overstappunten functioneren. Pas als zo’n systeem beschikbaar is, zijn er voldoende voorwaarden ingevuld om de bewoners in de streek daadwerkelijk uit te nodigen anders, bewuster te reizen. Maar zover is het nog lang niet…
Sterker nog, de omvang van de noodzakelijke maatregelen is zodanig groot dat we ons afvragen of een mobiliteitstransitie in het landelijk gebied wel realistisch is? Zijn we in staat om voldoende alternatieve verplaatsingsmethoden in de uitgestrektheid van het landelijk gebied te realiseren? Hebben we daar de middelen voor? Of moeten we concluderen dat mobiliteitstransitie zich vooral concentreert in de stedelijke gebieden, aangevuld met een aantal druk gebruikte corridors tussen de steden en de omliggende woonkernen. Wij zien in de discussie hierover een kloof ontstaan tussen stedelijke en omliggende landelijke gebieden. Bijna automatisch worden grote investeringen opgesoupeerd in de grote centrale opgaven in de stedelijke gebieden. Maatregelen in het buitengebied zijn veel zeldzamer en bijna zonder uitzondering een stuk kleiner. Gevolg is dat de inwoners van die gebieden veelal aangewezen blijven op hun eigen auto.
We vragen ons af of we de maatschappelijke doelen die we met de mobiliteitstransitie nastreven wel gaan bereiken met de huidige koers. Is het niet zo dat die koers hooguit de knelpunten rond onze economische hotspots oplost en voorbij gaat aan de mobiliteitstransitie in het landelijk gebied? Bij voorkeur willen we mobiliteitstransitie over het gehele land uitrollen, niet alleen in de steden. Wij denken dat dat alleen mogelijk is als we er in de komende jaren in slagen de werelden van het stedelijk gebied en het landelijk gebied tot een samenwerkend en samenhangend geheel te smeden.
Wil je hier met ons aan meewerken? Schroom niet om contact op te nemen.