Fietsen, dat is een beetje bijna heilig zijn
Droom is werkelijkheid
Bij mij in Amsterdam is Eddy Klynen’s droom al werkelijkheid. Rijken dromen van een fiets. Het is een statussymbool om op de fiets naar je werk te kunnen. In Amsterdam zijn fietsers een beetje bijna heilig. Maar dat beetje bijna heiligdom gooit gelijk ook roet in de droom. Het is druk op het fietspad, zegt ook Bas Govers. Het krioelt van de fietsers in de stad. Ze staan in de file voor het stoplicht, knallen tegen elkaar op, irriteren elkaar. De een is te langzaam, de ander te breed, slingert of rijdt niet door oranje. Er is ruimte nodig. En veel ruimte ook, want zoals het er nu naar uitziet wordt het aantal fietsers de komende jaren alleen maar groter. Bas spreekt zelfs van een verdubbeling in sommige gebieden. Dat komt omdat we verduurzamen, naar de stad trekken, op andere manieren gaan werken en elkaar daardoor meer gaan ontmoeten in de stad. Om nog maar te zwijgen over de benzineprijs en de dreigende beperking van de ov-jaarkaart. De fiets als vervoersmiddel dijt uit en daar moeten we iets mee. Afslanken is niet de bedoeling en dus ook niet de oplossing. De fiets heeft gewoon een maatje meer nodig.
Levensgevaarlijk
Op fietsgebied woon ik in een van de meest a-relaxte straten van het land. Fietsen door mijn straat is levensgevaarlijk, want je zit opgepakt tussen een rij geparkeerde auto’s, lossende vrachtwagens en een trambaan, waar bovendien grote hoeveelheden auto’s en taxi’s met hoge snelheid doorheen jagen. Daarbij zijn er om de vijftig meter zijstraten waar dan ook weer massa’s verkeer uitkomt en er zijn winkels dus mensen steken aldoor over om van Kruidvat naar Albert Heijn naar Coffee Company te zigzaggen. Probeer dan nog maar eens een sms te versturen of van de muziek op je iPod te genieten.
Fopfiets
En dan heb ik het nog niet eens over het stallen van die fiets. Alle lantaarnpalen en nietjes zijn volgestouwd en na een aantal ochtenden in blinde paniek door de straten te zijn gerend op zoek naar die fiets, want waar had ik hem nu weer neergezet en hij zal toch niet weg zijn, was ik het zat en heb ik in een fietsparkeerdaluur op laffe wijze een plaats geclaimd – iets waarvoor ik waarschijnlijk mijn plaats in de hemel in zal moeten leveren – door mijn wrakkige oude reservefiets met meerdere sloten aan een rekje vast te ketenen. Mijn eigen fiets zet ik dan ’s avonds weer aan die fopfiets vast. Andere mensen doen dat niet, want die hebben fatsoen. Het is niet chic, dat weet ik, maar ik ben er stiekem heel blij mee. Het is natuurlijk een kwestie van tijd totdat de buurt dit geintje doorheeft en ik op zoek moet naar een nieuwe wrakfiets om aan het hekje te ketenen, maar tot nu toe werkt het. Ik leef met de dag. De fiets heeft dus meer ruimte nodig, maar waar haal je die vandaan als de stad vol is en de straten smal? Als de bussen en fietsers en auto’s en scooters allemaal over elkaar heen rollen in die krappe binnenstad? Thijs van Duijn zegt daarover: Maak een keuze. Richt je op de fietsers en pest de auto’s weg. Of focus op automobilisten, dat maakt me verder niet uit, maar kies iets en blijf daarbij.
Lees hier de complete column >>