Succesvol stimuleren autodelen door gemeenten
Door: Karen Oud, Mobility Consultant TRIDÉE en Mirjam Piepenbrink, trekker van de uitvoeringslijn Duurzame Mobiliteit van het Energieakkoord Holland Rijnland.
TRIDÉE, adviseurs in duurzame mobiliteit, heeft de regio geholpen bij het opstellen van een maatregelenpakket waarmee de 14 gemeenten autodelen kunnen stimuleren. Er is een regionaal kader opgesteld en per gemeente is een advies uitgebracht over wat het beste past. Daarmee kunnen de gemeenten binnenkort aan de slag. De werkgroep autodelen van de regio Holland Rijnland ondersteunt ze daarbij. In dit artikel beschrijven we de mogelijkheden voor gemeenten om met succes autodelen te stimuleren. We beschrijven de factoren die van belang zijn om de kansen voor autodelen in een gemeente op te sporen. En we gaan in op de belangrijkste randvoorwaarden voor een stimulerend beleid. Daarna presenteren we een stappenplan met concrete maatregelen. Hiermee willen we ook andere gemeenten enthousiasmeren en een handvat bieden om zelf succesvol met het stimuleren van autodelen aan de slag te gaan.
Rol en houding van een gemeente
Ligt de rol van het stimuleren van autodelen geheel bij de gemeente? Nee, natuurlijk niet. Aanbieders van deelauto’s, maar ook bedrijven (intern/zakelijk autodelen) en particulieren (deelauto gebruiken of ter beschikking stellen) hebben hierin een rol. Gemeenten verkeren echter wel in de positie om al deze belanghebbenden bij elkaar te krijgen, gunstige randvoorwaarden te creëren en processen te ondersteunen.
De mate waarin een gemeente autodelen kan en wil ondersteunen is deels afhankelijk van de potentie van autodelen binnen die gemeente. Dit is medebepalend voor de houding die een gemeente aan kan nemen. Op de koppeling van potentie en houding gaan we in de volgende paragraaf verder in.
Potentie voor autodelen
Voor de gemeenten binnen de regio Holland Rijnland hebben we op basis van gezamenlijke kenmerken een onderverdeling gemaakt op potentieniveau (oplopend van 4 naar 1; laag naar hoog). Stedelijkheidsgraad is het meest dominante kenmerk wat de potentie voor autodelen bepaalt, maar zeker niet het enige. We denken dat dit schema een goede afspiegeling is van gemeenten in Nederland, en dus waarschijnlijk ook door andere gemeenten als basis gebruikt kan worden voor het bepalen van de potentie.
Gemeenten binnen Holland Rijnland onderverdeeld in groepen met ongeveer dezelfde eigenschappen.
Landelijk vs stedelijk gebied
Stedelijke gebieden hebben een grotere potentie voor autodelen dan landelijke gebieden. In stedelijke gebieden zijn allerlei vormen van autodelen kansrijk, en de gemeente hoeft niet veel meer dan een faciliterende rol aan te nemen. Landelijke gebieden hebben een minder grote potentie voor autodelen. Het is vaak niet lonend voor commerciële aanbieders om deelauto’s in kernen in een landelijk gebied neer te zetten. In dit soort gebieden heeft peer-to-peer autodelen, particulier autodelen, en het delen van de gemeentelijke autovloot de grootste potentie. Gemeenten verschillen intern ook in stedelijkheidsgraad; dit maakt dat binnen een gemeente per kern soms andere maatregelen genomen zullen moeten worden.
Autobezit
De mate van autobezit is een tweede factor die de kansen voor autodelen in een gebied op verschillende manieren beïnvloed. In steden met een laag autobezit, bijv. steden met een grote studentenpopulatie, is de doelgroep zonder auto een interessante doelgroep voor autodelen. Een andere doelgroep bestaat uit mensen met een oude auto die aan vervanging toe is. Maar ook mensen met meer dan één auto in hun bezit kunnen op een andere manier een doelgroep zijn: zij kunnen die ‘extra’ auto inzetten als deelauto. Inzicht in de mate en aard van het autobezit is dus relevant.
Parkeerdruk / parkeervergunningen
Gebieden met een hoge parkeerdruk hebben een grotere potentie voor autodelen. Het bezit van een eigen auto wordt dan minder aantrekkelijk, omdat er steeds gezocht moet worden naar een parkeerplek. Terwijl deelauto’s juist vaak een vaste parkeerplek hebben, waardoor zoeken niet meer nodig is. Deelauto-aanbieders zetten hun auto’s dan ook het liefst in gebieden met en hoge parkeerdruk, en de auto’s worden daar ook goed gebruikt. Gemeenten kunnen dus via hun parkeerbeleid invloed uitoefenen op het deelautogebruik: parkeervergunningen duurder en moeilijker te verkrijgen maken, en mensen een vergoeding geven die hun parkeervergunning inleveren. Het is een sterk middel om eigen autobezit te ontmoedigen en het gebruik van een deelauto te stimuleren.
Houding gemeente vs potentie autodelen
We kunnen zeggen dat een gemeente met een grote potentie voor autodelen aan een faciliterende, vraagvolgende houding ‘genoeg’ heeft. Een gemeente waar autodelen een kleine(re) potentie heeft zal een meer stimulerende, actieve houding nodig hebben om autodelen van de grond te laten komen. Dit zien we ook in een recent door TRIDÉE uitgevoerd intern onderzoek naar het duurzame mobiliteitsbeleid bij middelgrote tot kleine gemeenten. Veel van deze gemeenten (matig tot laag stedelijk) hebben een reactief beleid als het gaat om duurzame mobiliteit. Wat we zien is dat in deze gemeenten duurzame mobiliteit moeilijk van de grond komt. Het is algemeen bekend dat veel stedelijke gemeenten een pro-actief beleid op het gebied van duurzame mobiliteit voeren, waar wij denken dat het strikt genomen minder noodzakelijk is. Aanbieders van duurzame mobiliteitsoplossingen trekken vaak uit zichzelf naar steden toe.
Gedragsbeïnvloeding
Op basis van deze inzichten en de belangrijkste gedragsregels hebben we in de volgende paragraaf een concreet stappenplan uitgewerkt. Hier de gedragsbeïnvloedingsregels op een rij en in een schema vastgelegd:
Aan de slag: stappenplan
Met deze regels voor gedragsbeïnvloeding in het achterhoofd kan een gemeente concrete stappen nemen om autodelen te stimuleren. De onderstaande indeling van stappen is gebaseerd op het stappenplan dat CROW-KpVV eerder naar buiten bracht, wij hebben het verder uitgebreid door een onderverdeling te maken in houding (faciliterend en stimulerend) en ingevuld met concrete acties. Een pakket basismaatregelen (de onderste laag in onderstaande de figuur) kan een gemeente een eind in de goede richting brengen. Dit zijn vooral maatregelen met een faciliterende aard/houding (zie het begin van dit artikel). Daar bovenop kan een gemeente aanvullende maatregelen inzetten, de bovenste laag in de figuur. De gemeente neemt dan een meer actieve, sturende houding aan. De potentie voor autodelen in een gemeente kan als leidraad genomen worden voor een ‘basis’- of ‘basis+aanvullend’-pakket. Een gemeente met een hoog potentieel autodelen heeft voldoende aan het basispakket. Daarentegen kan het autodelen in een gemeente met een lager potentieel wel wat extra stimulansen gebruiken; daar zullen alleen de basismaatregelen waarschijnlijk niet voldoende zijn.
Van beleid maken (stap 1 en 2) naar concrete acties (stap 3 en 4). Onder een ‘basis’- of faciliterende houding, boven een meer actieve, stimulerende houding met aanvullende maatregelen.
Stap 1: Ambitie/koers bepalen
Door autodelen in te bedden in beleidsdoelstellingen komt het onderwerp op de agenda en blijft het ook makkelijker in de aandacht. Het eerste wat een gemeente moet doen – als dit nog niet is gebeurd – is een ambitie en koers bepalen voor autodeelbeleid. Hoe past autodelen binnen breder beleid van de gemeente en bij welke doelstellingen binnen verschillende domeinen kan worden aangehaakt? Wat is de ambitie voor over 4 jaar, over 12 jaar? En welke partijen kunnen een bijdrage leveren aan het stimuleren van autodelen? Is er veel of weinig potentie binnen de gemeente voor autodelen? Is het in dat opzicht nodig om een actieve, sturende houding aan te nemen of is het voldoende om meer faciliterend en vraagvolgend te zijn? En welke doelgroepen wil en moet de gemeente eigenlijk vooral aanspreken?
Stap 2: Randvoorwaarden scheppen
Nu de koers is bepaald kan de gemeente via beleid randvoorwaarden gaan scheppen om autodelen zo goed mogelijk te faciliteren. Dit kan vooral worden gedaan via het parkeerbeleid en door koppeling aan andere beleidsdomeinen. Er zijn veel mogelijkheden om autodelen via parkeerbeleid te stimuleren. Over het algemeen werken financiële beloningen/ontmoedigingen het beste. Voor gemeenten met (plaatselijke) parkeerdruk kan dit door betaald parkeren en parkeervergunningen in te voeren, en door de parkeervergunning gratis te maken voor deelauto’s. Een gemeente zou ook een financiële beloning ter beschikking kunnen stellen aan mensen die hun auto weg doen, of als deelauto inzetten. Voor projectontwikkelaars kan een lagere parkeernorm bij het vervangen van enkele parkeerplaatsen door een deelauto-parkeerplaats voor een financieel voordeel zorgen.
Autodelen kan een onderdeel zijn van de ruimere (mobiliteits)context: meer kwaliteitsvolle publieke ruimte, minder parkeerdruk (en parkeer-zoek-verkeer), sociale inclusie (alternatief voor eigen auto). Autodelen kan in dit opzicht dan zowel een subdoelstelling (autodelen verdubbelen) als een maatregel zijn (1 deelauto vervangt 8 privéauto’s). Een voorbeeld van het koppelen aan een ander beleidsthema is duurzaamheid/gezondheid; een uiting daarvan is het stimuleren van elektrisch autodelen.
Stap 3: Aanbod organiseren
De volgende stap is het aanbod organiseren:
Aanbieders: faciliteren of sturen?
Er zijn tegenwoordig vele aanbieders op de markt: lokaal, landelijk, en internationaal. Welke aanbieders willen gemeenten actief zien binnen de gemeente? Wil de gemeente aanbieders slechts faciliteren, of wil de gemeente zelf bepalen welke aanbieder zich wanneer en waar vestigt? Ofwel: doet de gemeente de basis, of voert ze aanvullende maatregelen uit? In dat licht moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het ter beschikking stellen van de juiste plaats voor de deelauto. De aanbieder van de deelauto heeft vaak veel ervaring in het bepalen van de beste plaats.
Eigen vloot delen
Gemeenten kunnen het aanbod in hun gemeente vergroten door het delen van de eigen vloot. Veel gemeenten hebben eigen auto’s, die bijvoorbeeld worden gebruikt voor dienstritten. Deze auto’s staan buiten kantooruren stil. Vooral voor kleinere gemeenten is het een uitkomst als deze auto’s buiten kantooruren door bewoners of medewerkers kunnen worden gebruikt.
Eenvoudige procedures
Basis voor het vergroten van het deelauto-aanbod binnen een gemeente is een eenvoudige, goedlopende procedure voor het neerzetten van een deelauto. Een lastige, lange procedure voor bijvoorbeeld het aanvragen van een vergunning ontmoedigt (nieuwe) aanbieders om een deelauto neer te zetten. Hierbij hoort bijvoorbeeld ook het duidelijk en eenduidig markeren van deelautoplekken door de gehele gemeente.
Stap 4: Vraag vergroten = communicatie
Waar het vergroten van aanbod al kan zorgen voor een grotere vraag, kan de vraag ook worden gestimuleerd door de juiste communicatie. De gemeente zal voldoende informatie moeten verschaffen, die eenvoudig te vinden én te begrijpen is voor huidige en toekomstige autodelers. Daarnaast kan de gemeente via promotiecampagnes potentiële gebruikers over de streep trekken om te gaan autodelen.
Basis voor deze stap is goed informeren. De gemeente zorgt dat voldoende, makkelijk vindbare en up-to-date informatie over autodelen beschikbaar is. Dit zal niet direct een grote impact hebben op het vergroten van deelautogebruik, maar het is wel één van de randvoorwaarden hiervoor. Aanvullende maatregelen kunnen worden gevonden in actief communiceren en promoten van autodeel-initiatieven of -aanbieders richting potentiele gebruikers. Via communicatie-,promotiecampagnes of testdagen, liefst in samenwerking met aanbieders en/of een campagnebureau, stimuleert de gemeente potentiële gebruikers om autodelen te gaan uitproberen. Het op een laagdrempelige manier uitproberen, trekt mensen over de streep en laat mensen merken dat autodelen makkelijk en lonend kan zijn.
Dit artikel verschijnt in Verkeer in Beeld 1, maart 2019.