Welke lay-out geven we fietspaden?
Ronald Soemers, coördinator verkeer en vervoer voor GGA Hart van Brabant:
"Vlaamse vormtaal uitbreiden"
“De wens en noodzaak van een herkenbare lay-out voor snelfietsroutes staat buiten kijf. Daar is nog geen uniformiteit voor, laat staan continuïteit. Op de snelfietsroute Tilburg-Waalwijk testen we de komende jaren een aantal herkenbare kenmerken, gebaseerd op opgedane kennis binnen het Europese Interreg-programma CHIPS. Dit programma wil een set kwaliteitscriteria maken voor (Europese) fietssnelwegen. Onze Vlaams-Brabantse partners hebben hiervoor al een soort vormtaal ontwikkeld, verpakt in een pakket aan maatregelen, variërend van markeringen tot marketing. Wij, de provincie Noord-Brabant en de GGA-regio Hart van Brabant, vinden het interessant om deze ‘vormtaal’ een stap verder te brengen dan bewegwijzering alleen.
Met hulp van een aantal partners zijn vier scenario’s opgeleverd voor onder meer bebording, belijning en leesbaarheid van de route. Het eerste scenario lijkt veel op de huidige CROW-richtlijnen en traditionele ANWB-layout. De scenario’s 2 tot 4 gaan steeds een stapje verder in vergelijking met de richtlijnen van de NBd (nationale bewegwijzeringsdienst). We gaan een scenario uittesten dat verder gaat dan de traditionele richtlijnen en dat zich richt op de toekomst. Denk aan de leesbaarheid bij hogere snelheden. Dan kom je bijvoorbeeld op voorwijsborden of op de kleurencombinatie zwart-wit in plaats van het traditionele rood-wit. Ook is met een toekomstblik gekeken naar de grootte van de letters, het lettertype en de hoogte van de borden. Over de hele lengte van de route wordt kantmarkering aangebracht.
Daarnaast geeft een groene loper over het midden van de weg aan dat het een tweerichtingen fietspad betreft, terwijl een groene loper aan de rechterkant duidt op een eenrichting fietspad. Deze lay-out testen we nu, met een 3D-bril op, in een virtuele fietsomgeving met CycleSpex van de NHTV. Daarna doen we een technische test op een proefdeel van 650 meter, om vervolgens het concept over 18 km uit te rollen als modelroute. Het zou geweldig zijn als er in Nederland meerdere modelroutes zouden komen om een vergelijkende lay-outstudie te kunnen doen.”
Robert Hulshof, projectmanager bij CROW:
"Eerst toekomstbeeld bepalen"
“Om tot (betere) handvatten te komen voor een herkenbare lay-out van fietspaden, denk ik dat we eerst de discussie moeten voeren over de toekomst van het fietspad. Immers, drukte op het fietspad en discussies over de plaats op de weg voor snorfietsen en speed-pedelecs roepen daarover allerlei vragen op. Voor wie is het fietspad bedoeld? Welk (snelheids)gedrag hoort daarbij en welke middelen (wetgeving, inrichting, gedragsbeïnvloeding) zijn vervolgens nodig om het gewenste gebruik te faciliteren, stimuleren en ook te handhaven? Uiteraard komt het ontwerpvraagstuk hierbij ook aan de orde, maar dat kunnen we niet los zien van een toekomstbeeld.
Daarnaast lijkt het me verstandig om termen als Essentiële Herkenbaarheidskenmerken of Basiskenmerken even los te laten. De vervallen CROW-richtlijn ‘Essentiële Herkenbaarheidskenmerken van weginfrastructuur’ beschreef hoe een bepaald wegtype (wegcategorie) er minimaal uit diende te zien. De markering van as- en kantstrepen was hierbij in grote mate bepalend voor het herkennen en onderscheiden van deze wegtypen. Of we bij fietsinfrastructuur uiteindelijk uitkomen op herkenbaarheidskenmerken of een nieuwe ‘categorisering’, is nog maar de vraag. Hoewel het ook weer niet zo is dat we vanaf nul beginnen; we onderschrijven immers al verschillende niveaus van fietsinfra (basisstructuur, hoofdfietsroutes en snelle fietsroutes).
Het is goed dat er vanuit de vakwereld initiatieven worden genomen om te onderzoeken hoe we de Nederlandse infrastructuur nog fietsvriendelijker kunnen inrichten. Als CROW zien wij het als een van onze kerntaken om koplopers met elkaar te verbinden en vandaaruit stappen te maken richting collectieve kennis. Wat we verder nodig hebben om tot een richtlijn te komen, is een goede mix van: gedragen kennisbehoefte, enthousiaste samenwerkingspartners (waaronder decentrale overheden), kennis en capaciteit voor de uitvoering van zo’n project, en, niet onbelangrijk, financiering.”
Dit artikel komt uit Verkeer in Beeld 05/2017. Door: Nettie Bakker.