Gemiddelde burger of de uitschieter?
Dé burger bestaat niet. Er bestaan heel veel burgers, uiteenlopende burgers. Gezagsgetrouwe burgers sterven uit, de redelijke burgers, egocentrische burgers en verkeershufters blijven over. Maar over welke burger hebben we het eigenlijk, denkend aan ‘onze’ verkeersdeelnemers? Deze blog schrijf ik samen met Robert Galjaard.
Als we het hebben over snelheid van verkeer in een woonstraat, dan kan je dat beschrijven met de gemiddelde snelheid. Een gemiddelde is soms een handig maat om een beeld ergens van te geven. Die gemiddelde snelheid valt in de praktijk reuze mee. De eerste reactie op het hanteren de gemiddelde snelheid is vaak: ‘Dus… de helft van de mensen rijdt harder!’ Het probleem van gemiddeldes is dat het niets zegt over uitschieters.
Vijfentachtig percentiel
Een andere - en vaker gehanteerde - maat is de V85, het vijfentachtig percentiel van de snelheid. Dit is de snelheid waar de meeste mensen zich aan houden, 85 procent van de mensen rijdt minder snel. Klinkt al een stuk redelijker dan de gemiddelde snelheid, maar ook hier zijn uitschieters. De vraag is nu: wat bepaalt de uiteindelijke verkeersveiligheid in de woonstraat: de gemiddelde burger, het leeuwendeel van de burgers of de laatste 15 procent van de uitschieters: de verkeershufter?
“De V85 ligt onder de 30 km per uur in deze straat”, wil de verkeerskundige de bewoners van de staat geruststellen. “Er is verkeerskundig dus helemaal niets mis met deze straat”. De rest van zijn betoog gaat ten onder in het geschreeuw en getier van de verbijsterde en woedende buurtbewoners. Die houden namelijk hun hart vast als hun kind te dicht bij de rand van de stoep komt.
Uitschieters
Hun probleem is namelijk niet die 85 procent, maar de andere 15, 10 of misschien zelfs maar 2 procent. Hun probleem is de verkeershufter die door de straat raast. Die willens en wetens de verkeersregels aan de laars lapt. En die stijgt op de sociale ladder van hun subcultuur, door aan te tonen dat die ‘untouchable’ is. Vergelijk het eens met een eliminatie in de straat. Er is één iemand neergeschoten, maar 99,9 procent van de straat is dat niet. Is er dan geen probleem?
Het is niet de fijnste avond voor de verkeerskundige, maar dat kan de verkeerskundige alleen zichzelf verwijten. De verkeerskundige kijkt naar het leeuwendeel van de verkeersdeelnemers, die voornamelijk ‘brave burgers’ zijn. In het dagelijks leven zijn er heel veel verplaatsingen die goed gaan. Er zijn ook heel veel ontmoetingen die goed gaan en van die ontmoetingen die je conflict mag noemen, lopen er veel met een sisser af. Gelukkig vormen ongevallen een uitzondering en ook dan is een ongeval met ernstige afloop relatief zeldzaam. Dát het goed gaat, dat is eigenlijk niet meer dan normaal.
Maatstaven
Met deze kennis, moeten we niet eens goed kijken naar onze maatstaven? Het huidige verkeerskundige denken veegt die 15 procent gemakshalve onder het tapijt. Maar voor de objectieve en subjectieve verkeersveiligheid is de verkeershufter relevanter dan het leeuwendeel dat wel goed gaat.
Tegelijk creëert de verkeerskundige zijn eigen blinde vlek voor bewust verkeersonveilig gedrag, en draagt daardoor bij aan de instandhouding van de problematiek van de verkeershufters. Want het probleem van verkeershufters vraagt om een slimme gebundelde aanpak van politie, openbaar ministerie, sociologen en… verkeerskundigen.
Deze blog is geschreven door Adriaan Walraad.